Einde inhoudsopgave
Wet op de accijns
Artikel 42a [Vergunning fictieve accijnsgoederenplaats]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 656 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35918)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 656 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35918)
- Vakgebied(en)
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
Accijns en verbruiksbelastingen / Accijns
1.
In afwijking van artikel 40, eerste lid, kan, indien degene die een vergunning voor een accijnsgoederenplaats wil verkrijgen niet beschikt over een plaats waar accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt dan wel voorhanden worden gehouden of worden opgeslagen, een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats door de inspecteur worden toegewezen, indien deze persoon in Nederland is gevestigd en in de uitoefening van zijn bedrijf optreedt als:
- a.
handelaar in minerale oliën, maar de door hem gekochte minerale oliën niet zelf voorhanden houdt of in opslag neemt;
- b.
tussenpersoon ten behoeve van vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën waar minerale oliën worden geproduceerd of verwerkt dan wel opgeslagen;
- c.
bunkerhandelaar in minerale oliën, die de door hem gekochte minerale oliën uitsluitend aflevert aan boord van schepen in het kader van de bevoorrading van schepen, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel a.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen gesteld waaronder de vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.
3.
In het verzoek om een vergunning, bedoeld in het eerste lid, worden gegevens verstrekt met betrekking tot:
- a.
de soort of de soorten minerale oliën waarvoor de accijnsgoederenplaats zal worden gebruikt;
- b.
de hoeveelheid minerale oliën, onderscheiden naar soort, die naar verwachting via de accijnsgoederenplaats per jaar zal worden verhandeld of waarvoor als tussenpersoon zal worden opgetreden;
- c.
de persoon op wiens naam de vergunning moet worden gesteld;
- d.
de administratie en administratieve organisatie van de persoon, bedoeld in onderdeel c.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.