Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad
Artikel 2 Toepassingsgebied
Geldend
Geldend van 20-03-2014 tot 20-11-2026
- Bronpublicatie:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Inwerkingtreding
20-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2014, PbEU 2014, L 60 (uitgifte: 28-02-2014, regelingnummer: 2014/17/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten.
2.
Deze richtlijn is niet van toepassing op het volgende:
- a)
kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op een onroerend goed, of gewaarborgd worden door een recht op een onroerend goed;
- b)
kredietovereenkomsten voor het verkrijgen of het behouden van eigendomsrechten betreffende grond of een bestaand of gepland gebouw;
- c)
kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van minder dan 200 EUR of meer dan 75 000 EUR;
- d)
huur- of leasingovereenkomsten die geen verplichting tot aankoop van het huur- of leasingobject noch in de overeenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst inhouden; een dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien daartoe eenzijdig door de kredietgever wordt besloten;
- e)
kredietovereenkomsten die in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening worden verleend en die binnen een maand moeten worden afgelost;
- f)
kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten, en kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald en slechts onbetekenende kosten worden aangerekend;
- g)
kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij of tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemers wordt toegekend, en die niet aan het publiek in het algemeen worden aangeboden;
- h)
kredietovereenkomsten die worden gesloten met beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (1) of met kredietinstellingen in de zin van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG om een belegger de mogelijkheid te bieden transacties te verrichten met betrekking tot één of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG vermelde instrumenten en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is;
- i)
kredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;
- j)
kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van betaling van een bestaande schuld;
- k)
kredietovereenkomsten bij het sluiten waarvan van de consument wordt verlangd dat hij bij de kredietgever een goed als zekerheid in bewaring geeft, en waarbij de aansprakelijkheid van de consument zich strikt beperkt tot dit in pand gegeven goed;
- l)
kredietovereenkomsten betreffende leningen die krachtens een wettelijke bepaling met een doelstelling van algemeen belang aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de markt gebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke.
2 bis.
Niettegenstaande lid 2, onder c), is deze richtlijn van toepassing op overeenkomsten betreffende niet-gewaarborgde kredieten voor de renovatie van voor bewoning bestemde onroerende goederen waarvan het totaal kredietbedrag hoger is dan 75 000 EUR.
3.
Op de kredietovereenkomst waarbij het krediet in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening wordt verleend en op verzoek of binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald, zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 3, artikel 4, lid 1, lid 2, punten a) tot en met c), en lid 4, de artikelen 6 tot en met 9, artikel 10, leden 1, 4 en 5, artikel 12, artikel 15, artikel 17 en de artikelen 19 tot en met 32 van toepassing.
4.
Op kredietovereenkomsten in de vorm van overschrijding zijn uitsluitend de artikelen 1 tot en met 3, artikel 18, artikel 20 en de artikelen 22 tot en met 32 van toepassing.
5.
De lidstaten mogen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, de artikelen 6, 7 en 9, artikel 10, lid 1, lid 2, punten a) tot en met h) en punt l), en lid 4, en de artikelen 11, 13 en 16 tot en met 32 van toepassing zijn op kredietovereenkomsten, gesloten door een organisatie die:
- a)
opgericht is tot wederzijds nut van de leden;
- b)
geen winst maakt voor anderen dan haar leden;
- c)
een sociale rol vervult zoals door de nationale wetgeving wordt opgelegd;
- d)
uitsluitend de spaargelden van zijn leden aanneemt en beheert en uitsluitend aan hen financieringsmogelijkheden biedt, en
- e)
de kredieten verstrekt op basis van een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan het op de markt gebruikelijke of waarvan het maximum is vastgesteld in de nationale wetgeving,
en waarvan het lidmaatschap alleen openstaat voor personen die woonachtig zijn of werken in een bepaalde locatie of regio, of voor de werknemers en gepensioneerde werknemers van een bepaalde werkgever, dan wel voor personen die voldoen aan andere kwalificaties die in de nationale wetgeving als basis voor het bestaan van een band tussen de leden zijn vastgelegd.
De lidstaten mogen de door zulk een organisatie gesloten kredietovereenkomsten uitzonderen van de toepassing van deze richtlijn indien de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die de organisatie is aangegaan onbeduidend is in verhouding tot de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd en de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die al door zulke organisaties in de lidstaat zijn aangegaan, minder bedraagt dan 1 % van de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die in die lidstaat zijn aangegaan.
De lidstaten bekijken jaarlijks of de voorwaarden voor de toepassing van deze uitzondering nog gelden en ondernemen stappen om de uitzondering in te trekken indien zij vinden dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.
6.
De lidstaten mogen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1 tot en met 4, de artikelen 6, 7 en 9, artikel 10, lid 1, lid 2, punten a) tot en met i), l) en r), en lid 4, de artikelen 11, 13 en 16 en de artikelen 18 tot en met 32 van toepassing zijn op kredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, en:
- a)
met deze regelingen een rechtsvordering tot ingebrekestelling zou kunnen worden vermeden, en
- b)
de voorwaarden voor de consument daardoor niet ongunstiger worden dan voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst.
Valt de kredietovereenkomst echter onder lid 3, dan is uitsluitend dat lid van toepassing.
Voetnoten
PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/10/EG (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 33).