Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1665 [Toerekening van betaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1838
- Bronpublicatie:
01-03-1825, Stb. 1825, 22 (uitgifte: 01-01-1825, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-1838
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-1838, Stb. 1838, 12 (uitgifte: 14-04-1838, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Wanneer een der vennooten, voor zijne eigene rekening, eene opeischbare som te vorderen heeft van iemand die mede eene insgelijks opeischbare som verschuldigd is aan de maatschap, moet de betaling, welke hij ontvangt, op de inschuld der maatschap en op die van hemzelven, naar evenredigheid van beide die vorderingen, toegerekend worden, al ware het ook dat hij, bij de kwijting, alles in mindering of voldoening van zijne eigene inschuld mogt gebragt hebben; maar indien hij bij de kwijting bepaald heeft dat de geheele betaling zoude strekken voor de inschuld der maatschap, zal deze bepaling worden nagekomen.