Einde inhoudsopgave
Regeling Wet kinderopvang
Artikel 7a Taaleisen meertalige kinderopvang
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2024
- Bronpublicatie:
19-06-2024, Stcrt. 2024, 20497 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: 2024-0000166145)
- Inwerkingtreding
28-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2024, Stcrt. 2024, 20497 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: 2024-0000166145)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
De houder van een kindercentrum beschikt over een kopie van een bewijsstuk waaruit blijkt dat de Duits-, Engels- of Franssprekende beroepskracht meertalige kinderopvang:
- a.
de desbetreffende taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, luisteren en spreken beheerst op niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen, waarbij de deelvaardigheden afzonderlijk positief zijn beoordeeld;
- b.
de desbetreffende taal beheerst op ten minste niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen;
- c.
een erkenning heeft als bedoeld in artikel 2 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties kinderopvangpersoneel, ten aanzien van diens beroepskwalificaties in de desbetreffende taal, behaald in een land dat het Duits, Engels of Frans als officiële voertaal bezigt;
- d.
op 31 januari 2024 voldeed aan de opleidingseisen, genoemd in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van het Tijdelijke besluit experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk; of
- e.
op 31 januari 2024 voldeed aan de opleidingseisen, genoemd in artikel 9a, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang, zoals die luidde op deze datum.