Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.25 Nadere vooropleidingseisen
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Bij ministeriële regeling wordt het profiel of worden de profielen, bedoeld in artikel 2.20 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen waarop de hierna te noemen diploma's betrekking moeten hebben om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriële regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen:
- a.
het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020; of
- b.
het diploma havo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2.
Onverminderd het vierde lid kan bij ministeriële regeling tevens bepaald worden dat een instellingsbestuur de mogelijkheid heeft om voor een bij die regeling aan te wijzen opleiding of groep van opleidingen enkel als studenten en extranei in te schrijven degene van wie het examen ter verkrijging van een in het eerste lid bedoeld diploma voor een deel bestaat uit bij die ministeriële regeling aangewezen vakken en andere programmaonderdelen, indien het betreft:
- a.
een diploma dat betrekking heeft op een profiel waarvan het profieldeel niet voor alle kandidaten dezelfde vakken en andere programmaonderdelen omvat;
- b.
een diploma dat betrekking heeft op een ander profiel dan een krachtens het eerste lid aangewezen profiel; of
- c.
in bijzondere gevallen, een opleiding waarop geen enkel profiel zonder meer een goede voorbereiding geeft.
3.
Onverminderd het vierde lid kan bij ministeriële regeling bepaald worden dat een instellingsbestuur de mogelijkheid heeft om eisen te stellen om te worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs in verband met de gewenste aansluiting van het diploma van:
- a.
een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d, onderscheidenlijk e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; of
- b.
een bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, onder e, aangewezen vakopleiding op een opleiding of een groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
4.
Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan worden bepaald dat voor een bij die regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen het instellingsbestuur een of meer van de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, stelt om te kunnen worden ingeschreven.
5.
De vertegenwoordigers van de hogescholen en van de instellingen, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kunnen gezamenlijk voorstellen doen over de gewenste invulling van de aansluiting, bedoeld in het derde lid.
6.
Indien de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van toepassing zijn, kan degene die hier niet aan voldoet toch als student of extraneus worden ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Het instellingsbestuur bepaalt dat aan deze eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding dan wel uiterlijk bij afronding van de propedeutische fase of, indien die fase niet is ingesteld, bij afronding van de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten. De eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.
7.
Artikel 7.24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.