Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 02-06-2011
- Bronpublicatie:
25-05-2011, Stcrt. 2011, 9424 (uitgifte: 01-06-2011, regelingnummer: WJZ/11069057)
- Inwerkingtreding
02-06-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2011, Stcrt. 2011, 9424 (uitgifte: 01-06-2011, regelingnummer: WJZ/11069057)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
In deze regeling wordt verstaan onder:
- —
algemene uitvoeringsregeling: de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie;
- —
allesvergisting: de biologische afbraakreacties van biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van de nummers 410, 420, 500, 550 tot en met 559;
- —
besluit: het Besluit stimulering duurzame energieproductie;
- —
gewogen maandelijks rendement: het rendement, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit;
- —
groen gas hub: een verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt;
- —
minister: de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
- —
NTA 8003: 2008: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2008;
- —
richtlijn hernieuwbare energie:richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG PbEU 2009, L 140);
- —
thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa: de omzetting van vaste of vloeibare biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van biomassa als bedoeld in de nummers 500, 550 tot en met 559, 587 en 592 van de NTA 8003: 2008, in een productie-installatie waarin ten minste 95% van de energetische waarde van de brandstof biogeen is, door middel van:
- 1°
verbranding,
- 2°
een andere thermische behandeling dan bedoeld onder 1° ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand of
- 3°
de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling;
- —
valhoogte: het verschil in waterpeil voor en achter de installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van waterkracht waarbij het maximaal elektrisch ontwerpvermogen van de turbine of de generator wordt gerealiseerd;
- —
vergisting en co-vergisting van dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van in hoofdzaak verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, al dan niet aangevuld met een of meer producten genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, bijlage Aa, onderdeel IV;
- —
warmtebenuttingscoëfficiënt: de hoeveelheid gedurende een kalenderjaar door een productie-installatie geproduceerde en nuttig aangewende warmte als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel v, van de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit, gedeeld door de hoeveelheid gedurende hetzelfde kalenderjaar geproduceerde en op het elektriciteitsnet ingevoede hernieuwbare elektriciteit.