Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 6:2:9 [Nadere regelgeving]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken: 35311)
22-02-2017, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het bepaalde in deze titel.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het op last van Onze Minister plaatsen van een veroordeelde tot gevangenisstraf in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden, indien deze wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, en de beëindiging daarvan.
3.
De in het eerste lid bedoelde nadere regels die worden gesteld met betrekking tot het onderbreken van de tenuitvoerlegging betreffen in elk geval de voorwaarden waaraan een betrokkene moet voldoen om hiervoor in aanmerking te komen, de bevoegdheid tot en de wijze van verlening alsmede de voorwaarden die hieraan kunnen worden verbonden.
4.
De in het eerste lid bedoelde nadere regels die worden gesteld met betrekking tot de beoordeling of een veroordeelde tot gevangenisstraf alsmede tot de maatregel van ter beschikking stelling met bevel tot verpleging van overheidswege dient te worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden betreffen in elk geval de frequentie van de beoordelingen, de te volgen procedure, waaronder de advisering door gedragsdeskundigen, en de wijze waarop de beoordelingen dienen plaats te vinden.