Verordening (EEG) nr. 2821/71 machtigingsverordening (Standaarden, O&O, specialisatie)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 24-01-2003
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 01-05-2004.
- Bronpublicatie:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Inwerkingtreding
24-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2002, PbEG 2003, L 1 (uitgifte: 04-01-2003, regelingnummer: 1/2003)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verordening van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 87,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement,
Gezien het advies van het Economische en Sociaal Comité,
Overwegende dat de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het Verdrag, overeenkomstig de bepalingen van lid 3 van hetzelfde artikel, buiten toepassing kunnen worden verklaard voor groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die voldoen aan de in laatstgenoemde bepalingen gestelde voorwaarden;
Overwegende dat de wijze van toepassing van artikel 85, lid 3, moet worden vastgesteld bij verordening op de grondslag van artikel 87;
Overwegende dat de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt een aanpassing van de ondernemingen aan de omstandigheden op deze grotere markt noodzakelijk maakt en dat de samenwerking tussen ondernemingen een geschikt middel tot aanpassing kan vormen;
Overwegende dat overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen, waardoor deze ondernemingen rationeler kunnen werken en hun produktiviteit en concurrentievermogen aan de grotere markt kunnen worden aangepast, voor zover zij onder het in artikel 85, lid 1, vervatte verbod vallen, onder bepaalde voorwaarden van dit verbod kunnen worden vrijgesteld; dat aan deze maatregelen in het bijzonder behoefte bestaat bij overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op het gebied van de toepassing van normen en typen, het onderzoek en de ontwikkeling van produkten of procédés tot aan het stadium van indus-triële toepassing en van de exploitatie van de resultaten daarvan alsmede van de specialisatie;
Overwegende dat het dienstig is de Commissie in staat te stellen artikel 85, lid 1, bij verordening buiten toepassing te verklaren voor groepen van dergelijke overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, ten einde de ondernemingen een samenwerking te vergemakkelijken die economisch gewenst is en uit een oogpunt van concurrentiepolitiek geen bezwaren oproept;
Overwegende dat het noodzakelijk is de voorwaarden, waaronder de Commissie deze bevoegdheid in voortdurend nauw contact met de bevoegde autoriteiten der Lid-Staten kan uitoefenen, nader te bepalen;
Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 6 van Verordening nr. 17 kan bepalen dat een beschikking overeenkomstig artikel 85, lid 3, van het Verdrag terugwerkende kracht heeft; dat het dienstig is dat de Commissie een dergelijke bepaling eveneens bij verordening kan vaststellen;
Overwegende dat krachtens artikel 7 van Verordening nr. 17 overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen aan het verbod van artikel 85, lid 1, kunnen worden onttrokken door een beschikking van de Commissie, met name indien zij zodanig worden gewijzigd dat zij voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 85, lid 3; dat het gewenst is dat de Commissie ten gunste van deze overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bij verordening hetzelfde kan voorzien indien zij zodanig worden gewijzigd dat zij vallen onder een groep omschreven in een ontheffingsverordening;
Overwegende dat niet kan worden uitgesloten dat in een bepaald geval de in artikel 85, lid 3, genoemde voorwaarden niet zijn vervuld; dat de Commissie de bevoegdheid moet hebben om dit geval bij een beschikking overeenkomstig Verordening nr. 17 voor de toekomst te regelen,
Heeft de volgende verordening vastgesteld: