Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/23 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010, enz.
Artikel 45 Overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2021
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Inwerkingtreding
11-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2021, L 22 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021/23)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In de zeer uitzonderlijke situatie van een systeemcrisis kunnen de lidstaten de overheidsinstrumenten voor stabilisatie overeenkomstig de artikelen 46 en 47 slechts toepassen voor het afwikkelen van een CTP indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de financiële steun is noodzakelijk om de in artikel 21 genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken;
- b)
de financiële steun wordt uitsluitend gebruikt als laatste redmiddel overeenkomstig lid 3 van dit artikel, nadat alle afwikkelingsinstrumenten tot het maximaal haalbare niveau zijn onderzocht en benut terwijl de financiële stabiliteit is gehandhaafd;
- c)
de financiële steun is beperkt in de tijd;
- d)
de financiële steun voldoet aan de staatssteunregels van de Unie, en
- e)
de lidstaat heeft vooraf alomvattende en geloofwaardige regelingen vastgesteld die stroken met het staatssteunkader van de Unie, om binnen een passende termijn en overeenkomstig artikel 27, lid 10, de ingezette overheidsmiddelen terug te vorderen, voor zover het niet mogelijk was deze middelen volledig terug te vorderen door de verkoop aan particuliere kopers als bepaald in artikel 46, lid 3, of artikel 47, lid 2.
Overheidsinstrumenten voor stabilisatie worden overeenkomstig het nationale recht toegepast, hetzij onder leiding van het bevoegde ministerie of de bevoegde overheid in nauwe samenwerking met de afwikkelingsautoriteit, hetzij onder leiding van de afwikkelingsautoriteit.
2.
Om uitvoering te geven aan de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie beschikken de bevoegde ministeries of overheden over de in de artikelen 48 tot en met 58 bedoelde afwikkelingsbevoegdheden, en dragen zij er zorg voor dat aan de artikelen 52, 54 en 72 wordt voldaan.
3.
Overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie worden geacht als laatste redmiddel te worden toegepast voor de toepassing van lid 1, onder b), indien ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
het bevoegde ministerie of de bevoegde overheid en de afwikkelingsautoriteit zijn, na raadpleging van de centrale bank en de bevoegde autoriteit, van oordeel dat de toepassing van andere afwikkelingsinstrumenten niet zou volstaan om significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel te voorkomen;
- b)
het bevoegde ministerie of de bevoegde overheid en de afwikkelingsautoriteit zijn van oordeel dat de toepassing van andere afwikkelingsinstrumenten niet zou volstaan om het algemeen belang te beschermen, indien de CTP eerder al buitengewone liquiditeitssteun van de centrale bank heeft gekregen;
- c)
wat het tijdelijke-overheidseigendomsinstrument betreft, is het bevoegde ministerie of de bevoegde overheid, na raadpleging van de bevoegde autoriteit en de afwikkelingsautoriteit, van oordeel dat de toepassing van andere afwikkelingsinstrumenten niet zou volstaan om het algemeen belang te beschermen, indien de CTP eerder al openbare kapitaalsteun via het kapitaalsteuninstrument heeft gekregen.