Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 35 [Jaarrekening]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
25-01-2017, Stb. 2017, 25 (uitgifte: 09-02-2017, kamerstukken: 34468)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 111 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Bouwrecht / Woonrecht
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
1.
Het bestuur stelt jaarlijks een jaarrekening op, waarop van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek uitsluitend de afdelingen 2 tot en met 6, 8, 10, 11, 13 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn, met uitzondering van de bepalingen van die afdelingen die gezien hun inhoud niet op verenigingen of stichtingen van toepassing kunnen zijn en van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bepalingen of delen van bepalingen van die afdelingen. Bij die maatregel kan, uitsluitend indien het aanwijzen van een bepaling of deel daarvan als bedoeld in de eerste volzin dat noodzakelijk maakt, worden bepaald dat bepalingen of delen van bepalingen anders worden gelezen.
2.
In de jaarrekening waardeert het bestuur, overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven nadere voorschriften, de onroerende zaken en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden tegen de actuele waarde.
3.
De jaarrekening wordt vastgesteld binnen zes maanden na afloop van het betrokken boekjaar van de toegelaten instelling. De vaststelling geschiedt in geval van een toegelaten instelling die een stichting is door de raad van commissarissen en in geval van een toegelaten instelling die een vereniging is door de algemene vergadering, tenzij de statuten hiertoe de raad van commissarissen aanwijzen. Vaststelling van de jaarrekening strekt niet tot kwijting aan een bestuurder onderscheidenlijk commissaris.
4.
Artikel 150 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
5.
De artikelen 48 lid 3 en 299a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de inrichting van de jaarrekening.