Einde inhoudsopgave
Besluit subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen ex artikel 6 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2022
5 Verliesverrekening over vrijgestelde periode heen
Geldend
Geldend vanaf 31-03-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 10-03-2022
- Bronpublicatie:
10-03-2022, Stcrt. 2022, 8041 (uitgifte: 30-03-2022, regelingnummer: 2022-4923)
- Inwerkingtreding
31-03-2022, terugwerkend tot: 10-03-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-03-2022, Stcrt. 2022, 8041 (uitgifte: 30-03-2022, regelingnummer: 2022-4923)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Vrijstelling
Vennootschapsbelasting / Verliesverrekening
Zoals in het voorgaande is aangegeven, kan een stichting of vereniging van rechtswege te maken krijgen met een (verplichte) wisseling van belaste naar vrijgestelde periodes. Deze situatie doet zich niet voor als de stichting of vereniging op verzoek afziet van de vrijstelling, zie hiervoor onderdeel 4.
De overgang naar een vrijgesteld jaar leidt tot een eindafrekening in het laatste belaste jaar. Heeft de stichting of vereniging dan nog verliezen uit die belaste periode, dan blijven deze verliezen nog verrekenbaar met winsten uit een volgende belaste periode, ongeacht het feit dat de stichting of vereniging in een tussenliggende periode is vrijgesteld. Wel gelden hierbij de wettelijke voorwaarden voor verliesverrekening (hoofdstuk IV Wet Vpb). Als sprake is van een beperkt aantal jaren voorwaarts of achterwaarts te verrekenen verliezen tellen hierbij de belaste én vrijgestelde jaren mee.
Voorbeeld 7
Een stichting heeft tijdig verzocht de vrijstelling achterwege te laten in jaar 1. De stichting is daardoor belastingplichtig in de jaren 1 tot en met 5. Met ingang van jaar 6 zegt de stichting deze regeling op juiste wijze weer op1.. De stichting is in jaar 6 vrijgesteld, omdat de stichting in dat jaar voldoet aan de voor de vrijstelling geldende winstgrenzen.
De winsten van de stichting zijn als volgt:
Jaar 1: | € 10.000 | (op verzoek niet-vrijgesteld) | |
Jaar 2: | -/- | € 12.000 | (,,) |
Jaar 3: | -/- | € 8.000 | (,,) |
Jaar 4: | -/- | € 10.000 | (,,) |
Jaar 5: | -/- | € 5.000 | (,,) |
Jaar 6: | € 5.000 | (vrijgesteld) |
De vrijstelling in jaar 6 heeft tot gevolg dat er een eindafrekening plaatsvindt in het laatst belaste jaar, jaar 5 in dit voorbeeld. De eindafrekeningswinst bedraagt € -/-35.000. Deze eindafrekening leidt ertoe dat de stichting in jaar 5 een verrekenbaar verlies heeft van € 40.000.
De belastbare winsten van de stichting zijn vanaf het 5e jaar als volgt:
Jaar 5 (na eindafrekening) | -/- € 40.000 | (op verzoek niet-vrijgesteld) |
Jaar 6 | € 5.000 | (vrijgesteld) |
Jaar 7 | € 80.000 | (niet-vrijgesteld) |
Ervan uitgaande dat aan de verdere voorwaarden voor de verliesverrekening is voldaan, kan de stichting het gehele nog openstaande verlies uit de jaren 2 tot en met 5 (groot € 60.000) verrekenen met de belastbare winst uit jaar 7, ondanks het tussenliggende vrijgestelde jaar. Het belastbare bedrag van jaar 7 bedraagt dan € 20.000.
Voetnoten
Artikel 6, vierde lid, Wet Vpb