Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 8
Artikel 1820 [Verjaring vordering ter zake van hulpverlening]
Geldend
Geldend vanaf 10-12-1998
- Bronpublicatie:
02-07-1997, Stb. 1997, 325 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 24799)
- Inwerkingtreding
10-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-02-1998, Stb. 1998, 83 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Een rechtsvordering ter zake van betaling als bedoeld in artikel 551, onder e, verjaart door verloop van twee jaren, welke termijn begint met de aanvang van de dag waarop de hulpverlening is beëindigd.
2.
Onverminderd het in artikel 1701 bepaalde kan de in het eerste lid bedoelde termijn worden verlengd door een verklaring van hem die de verjaring kan inroepen, gedaan nadat het feit dat de rechtsvordering heeft doen ontstaan heeft plaatsgehad.
3.
In afwijking van het eerste lid kunnen rechtsvorderingen tot verhaal op een derde zelfs na afloop van de in dat lid genoemde termijn worden ingesteld gedurende een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag waarop degene die een zodanige rechtsvordering tot verhaal instelt ten aanzien van het van hemzelf gevorderde een regeling heeft getroffen of waarop hij te dien aanzien in rechte is aangesproken.