Einde inhoudsopgave
Wet toelating en uitzetting BES
Artikel 2r
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening toelating en uitzetting, zoals gewijzigd bij de Wet van 30-09-2010, Stb. 364 en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
29-09-2010, Stb. 2010, 532 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
1.
De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert de toegang aan een vreemdeling die:
- a.
niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding;
- b.
indien hij visumplichtig is, geen houder is van een voor toegang benodigd visum voor kort verblijf, terugkeervisum of machtiging tot voorlopig verblijf, tenzij de vreemdeling houder is van een geldige verblijfstitel;
- c.
het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet aannemelijk kan maken;
- d.
niet kan aantonen dat hij beschikt over voldoende middelen van bestaan voor zowel de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar de plaats of het land van herkomst of voor de doorreis naar een plaats of derde land waar de toegang is gewaarborgd, dan wel niet in staat is deze middelen rechtmatig te verwerven; of
- e.
een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen.
2.
De ambtenaar belast met de grensbewaking kan de toegang tot de openbare lichamen weigeren aan een vreemdeling die eerder de maximale duur van het toegestane verblijf in de openbare lichamen heeft overschreden.
3.
De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert de toegang aan de vreemdeling die is gesignaleerd ter fine van weigering van de toegang, tenzij Onze Minister de toegang noodzakelijk acht op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, in het belang van het land of de internationale betrekkingen.
4.
De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert niet dan ingevolge een bijzondere aanwijzing van Onze Minister de toegang aan een vreemdeling die te kennen geeft dat hij bescherming nodig heeft.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid.