Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 13.3 Het algemeen bestuur
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
De bevoegdheid tot regeling en bestuur van de Koninklijke Bibliotheek berust bij het algemeen bestuur voorzover die bevoegdheid niet bij of krachtens deze wet aan de bibliothecaris is opgedragen. Het algemeen bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet aan het instellingsbestuur zijn opgedragen, voorzover bij of krachtens dit hoofdstuk niet anders is bepaald.
2.
Het algemeen bestuur bestaat uit een voorzitter, tevens lid, en ten hoogste vier andere leden. Het aantal leden wordt door Onze Minister bepaald.
3.
De leden van het algemeen bestuur worden door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen. De benoeming geschiedt voor een door Onze Minister te bepalen termijn.
4.
De leden van het algemeen bestuur kunnen door Onze Minister, de overige leden van het algemeen bestuur gehoord, worden geschorst en tussentijds ontslagen.
5.
Onze Minister kan aan een of meer leden van het algemeen bestuur een bezoldiging of toelage toekennen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld betreffen[lees: betreffende] de rechtspositie van de leden van het algemeen bestuur aan wie een bezoldiging is toegekend.
6.
De voorzitter van het algemeen bestuur vertegenwoordigt de bibliotheek in en buiten rechte.