Einde inhoudsopgave
Wet personenvervoer 2000
Artikel 30a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
23-09-2015, Stb. 2015, 346 (uitgifte: 08-10-2015, kamerstukken: 34042)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2018, Stb. 2018, 343 (uitgifte: 10-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goed functionerende markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer regels worden gesteld met betrekking tot in elk geval:
- a.
de instellingen die elektronische vervoerbewijzen uitgeven, beheren of exploiteren;
- b.
toegang van concessiehouders en aanbieders van elektronische vervoerbewijzen of andere betaalwijzen tot de markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer alsmede tot de diensten van de in onderdeel a bedoelde instellingen;
- c.
op een kostengeoriënteerde basis vast te stellen vergoeding voor de door de in onderdeel a bedoelde instellingen te verlenen diensten;
- d.
maatstaven en procedures voor de verdeling van opbrengsten uit het gebruik van elektronische vervoerbewijzen.
2.
Indien uitvoering wordt gegeven aan het eerste lid, onderdelen c of d, wordt bepaald dat:
- a.
de berekeningswijzen van de vergoeding en de maatstaven en procedures, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk onderdelen c en d, de goedkeuring behoeven van de Autoriteit Consument en Markt;
- b.
op de voorbereiding van besluiten met betrekking tot de goedkeuring van maatstaven en procedures voor de verdeling van opbrengsten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toelating van betaalwijzen tot de markt voor betaaldienstverlening in het openbaar vervoer alsmede met betrekking tot de acceptatie van betaalwijzen door concessiehouders.