Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 995/2010 vaststelling verplichtingen marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen
Artikel 8 Toezichthoudende organisaties
Geldend
Geldend van 02-12-2010 tot 30-12-2024
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2013, L 64).
- Bronpublicatie:
20-10-2010, PbEU 2010, L 295 (uitgifte: 12-11-2010, regelingnummer: 995/2010)
- Inwerkingtreding
02-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2010, PbEU 2010, L 295 (uitgifte: 12-11-2010, regelingnummer: 995/2010)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Een toezichthoudende organisatie moet:
- a)
een stelsel van zorgvuldigheidseisen als uiteengezet in artikel 6 in stand houden en op gezette tijden evalueren en marktdeelnemers het recht verlenen daarvan gebruik te maken;
- b)
toezien op het correcte gebruik van haar stelsel van zorgvuldigheidseisen door die marktdeelnemers;
- c)
passende maatregelen nemen indien een marktdeelnemer nalaat naar behoren gebruik te maken van haar stelsel van zorgvuldigheidseisen, waaronder het verwittigen van de bevoegde autoriteiten in geval van aanzienlijke of herhaalde nalatigheid van de marktdeelnemer.
2.
Een organisatie kan een aanvraag tot erkenning als toezichthoudende organisatie indienen mits zij de volgende vereisten vervult:
- a)
zij heeft rechtspersoonlijkheid en is legaal in de Unie gevestigd;
- b)
zij beschikt over de nodige expertise en bevoegdheid om de in lid 1 bedoelde taken te vervullen; alsmede
- c)
zij draagt er zorg voor dat zij haar taken zonder enig belangenconflict verricht.
3.
Een aanvrager die aan de in lid 2 gestelde eisen voldoet, wordt door de Commissie na raadpleging van de betrokken lidsta(a)t(en) erkend als toezichthoudende organisatie.
Het besluit tot erkenning van een toezichthoudende organisatie moet door de Commissie ter kennis worden gebracht aan de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten.
4.
De bevoegde autoriteiten voeren op gezette tijden controles uit om na te gaan of de toezichthoudende organisaties die binnen het rechtsgebied van de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn, nog altijd de in lid 1 genoemde taken vervullen en de in lid 2 genoemde eisen naleven. Controles mogen ook worden uitgevoerd wanneer de bevoegde autoriteit beschikt over relevante informatie, met inbegrip van concrete aanwijzingen van derden, of wanneer de bevoegde autoriteit heeft geconstateerd dat marktdeelnemers tekortschieten bij de tenuitvoerlegging van het door een toezichthoudende organisatie ingevoerde stelsel van zorgvuldigheidseisen. Een verslag van de controles wordt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG toegankelijk gemaakt.
5.
Indien een bevoegde autoriteit bepaalt dat een toezichthoudende organisatie niet langer de in lid 1 genoemde functies vervult of de in lid 2 genoemde eisen naleeft, stelt zij de Commissie hiervan onverwijld in kennis.
6.
De Commissie trekt de erkenning van een toezichthoudende organisatie in, wanneer zij, met name op grond van de uit hoofde van lid 5 verstrekte informatie, heeft vastgesteld dat de toezichthoudende organisatie niet langer de in lid 1 genoemde taken vervult of de in lid 2 genoemde eisen naleeft. Vóór de intrekking van de erkenning van een toezichthoudende organisatie door de Commissie worden de betrokken lidstaten hierover geïnformeerd.
Het besluit tot intrekking van de erkenning van een toezichthoudende organisatie moet door de Commissie ter kennis worden gebracht aan de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten.
7.
Teneinde de procedureregels voor de erkenning en de intrekking van erkenningen van toezichthoudende organisaties aan te vullen en, indien de ervaring dit vereist, te wijzigen, mag de Commissie overeenkomstig artikel 290 van de VWEU, gedelegeerde handelingen vaststellen, waarbij zij er zorg voor draagt dat de erkenning en de intrekking van een erkenning op eerlijke en transparante wijze geschieden.
Op de in dit lid genoemde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 15, 16 en 17 van toepassing. Deze handelingen worden uiterlijk 3 maart 2012 vastgesteld.
8.
Nadere regels voor de frequentie en de aard van de in lid 4 bedoelde controles die nodig zijn om het effectieve toezicht op toezichthoudende organisaties en de uniforme uitvoering van dat lid te waarborgen, worden aangenomen volgens de regelgevingsprocedure in artikel 18, lid 2. Deze regels worden uiterlijk 3 juni 2012 vastgesteld.