Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 7ac [Eisen aan instrument voor kwaliteitsborging. Integrale beoordeling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2019, 382 jo Stb. 2020, 262 (uitgifte: 17-07-2020, kamerstukken: 35218)
15-05-2019, Stb. 2019, 382 jo Stb. 2020, 262 (uitgifte: 05-11-2019, kamerstukken: 34453)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2022, 150 jo Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
13-04-2022, Stb. 2022, 150 jo Stb. 2023, 113 (uitgifte: 19-04-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingsvergunning
Bouwrecht / Slopen
Bouwrecht / Bouwen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Bouwrecht / Stedenbouw en welstand
Bouwrecht / Woonrecht
1.
Een instrument voor kwaliteitsborging is gericht op de integrale beoordeling van het bouwen van een bouwwerk aan de voorschriften die zijn gesteld op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, of vierde lid, van de Omgevingswet, of artikel 120, en beschrijft op welke wijze de kwaliteitsborging bij het bouwen dient te worden ingericht en uitgevoerd om ervoor te zorgen dat in overeenstemming met deze voorschriften wordt gebouwd.
2.
De instrumentaanbieder ziet erop toe dat de toepassing van het instrument voor kwaliteitsborging plaatsvindt overeenkomstig de in het instrument gestelde eisen aan de beoordeling en de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, en treft de maatregelen die nodig zijn om een onjuiste toepassing van het instrument tegen te gaan.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan de beoordeling en de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, minimaal dienen te voldoen. Deze regels strekken er in ieder geval toe dat in een instrument voor kwaliteitsborging wordt voorgeschreven:
- a.
op welke wijze de kwaliteitsborger voorziet in de beoordeling, bedoeld in het eerste lid;
- b.
op welke wijze de kwaliteitsborger waarborgt dat de werkzaamheden in het kader van kwaliteitsborging reproduceerbaar en transparant zijn;
- c.
in welke gevallen toestemming wordt verleend om het instrument voor kwaliteitsborging als kwaliteitsborger toe te passen;
- d.
op welke wijze de onafhankelijke uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de kwaliteitsborging wordt gewaarborgd;
- e.
aan welke minimumeisen voor opleiding en ervaring de personen die de werkzaamheden in het kader van de kwaliteitsborging uitvoeren, dienen te voldoen;
- f.
op welke wijze de verantwoordelijkheid voor de toepassing van het instrument voor kwaliteitsborging is geregeld in de administratieve organisatie van de kwaliteitsborger;
- g.
welke gegevens en bescheiden beschikbaar moeten zijn voor de toelatingsorganisatie en de instrumentaanbieder in verband met het toezicht op de goede werking en de juiste toepassing van het instrument voor kwaliteitsborging;
- h.
welke gegevens en bescheiden bij de afronding van de werkzaamheden in het kader van de kwaliteitsborging aan de opdrachtgever dienen te worden verstrekt;
- i.
op welke wijze de instrumentaanbieder toeziet op de juiste toepassing van het instrument voor kwaliteitsborging en welke maatregelen worden getroffen om een onjuiste toepassing van het instrument voor kwaliteitsborging tegen te gaan.