Einde inhoudsopgave
Resolutie ex artikel 15 en 29A van de wet op de Vennootschapsbelasting 1969, Fiscale eenheid met verkrijger als moedermaatschappij aansluitend aan verbreking fiscale eenheid met verdwijner
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 05-09-1995
- Bronpublicatie:
05-09-1995, Financiën 1995, 000 (uitgifte: 05-09-1995, regelingnummer: DB95/1225M)
- Inwerkingtreding
05-09-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-09-1995, Financiën 1995, 000 (uitgifte: 05-09-1995, regelingnummer: DB95/1225M)
- Vakgebied(en)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
1. Inleiding
— algemeen
In punt 8.2 van het besluit van 1 augustus 1994, nr. DB94/2107M (VpB'69-549) inzake juridische fusie, is de situatie beschreven dat de verdwijnende belastingplichtige (hierna: de verdwijner) de moedermaatschappij is van één of meer met haar fiscaal verenigde dochtermaatschappij(en).
In zo'n geval wordt op het tijdstip dat de moedermaatschappij van rechtswege verdwijnt de fiscale eenheid met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar verbroken.
In beginsel kan de verkrijgende belastingplichtige (hierna: de verkrijger), in verband met de bezitsels, pas met ingang van het boekjaar ná dat waarin de juridische fusie heeft plaats gevonden, met de dochtermaatschappij(en) die zij door de juridische fusie heeft verkregen een fiscale eenheid vormen, zelfs al werkt de fusie in fiscaal opzicht (met inachtneming van punt 4.2 van het hiervóór bedoelde besluit) terug tot het begin van het boekjaar waarin de juridische fusie plaatsvond. In laatstbedoelde gevallen ben ik bereid, mits aan de overige in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gestelde vereisten voor het vormen van een fiscale eenheid wordt voldaan, op verzoek van de belanghebbenden toe te staan dat, aansluitend aan de in het jaar voorafgaande aan het fusietijdstip reeds bestaande fiscale eenheid met de verdwijner als moedermaatschappij, tussen de verkrijger en de hiervoor bedoelde dochtermaatschappij(en) met ingang van het fusietijdstip een (nieuwe) fiscale eenheid tot stand komt. Het vorenstaande wordt in dit besluit nader uitgewerkt.
Voorts is in dit besluit een regeling opgenomen voor de verrekening van de verliezen van de oude fiscale eenheid alsmede voor nog te verrekenen investeringsbijdragen en over te brengen positieve dan wel te verrekenen negatieve buitenlandse winsten uit die oude fiscale eenheid.
— afdoening door inspecteurs
Bij besluit van 20 juli 1990, nr. DB90/328, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 september 1995, nr. DB95/1522M (Vpb'69-466) heb ik de inspecteurs gemachtigd namens mij te beslissen op verzoeken om fiscale eenheid in vorenbedoelde situaties.
— begripsomschrijving
In dit besluit wordt verstaan onder:
- *
oude fiscale eenheid: de fiscale eenheid met de verdwijner als moedermaatschappij, zoals deze reeds in het jaar voorafgaande aan het fusietijdstip bestond;
- *
nieuwe fiscale eenheid: de fiscale eenheid met de verkrijger als moedermaatschappij.
2. Verrekening van verliezen
2.1. Toerekening
Voordat de (voorwaartse of achterwaartse) verliesverrekening zelf aan de orde komt, dient vooraf de toerekening van de (positieve of negatieve) combinatiewinst aan de moedermaatschappij en elk van de dochtermaatschappijen (alsof ze zelfstandig belastingplichtig waren) en de z.g. horizontale verliesverrekening plaats te vinden. Deze dient in casu te worden aangepast aan de samenloop van juridische fusie en fiscale eenheid. Daarbij geldt het volgende.
Eerst wordt de combinatiewinst van de nieuwe fiscale eenheid volgens (standaard)voorwaarde 3, letter a, van de fiscale-eenheidsbeslissing toegerekend aan de moedermaatschappij en elk van de dochtermaatschappijen, met inachtneming van de regels voor de horizontale verliesverrekening.
Vervolgens wordt de aldus aan de moedermaatschappij toegerekende winst, overeenkomstig (standaard)voorwaarde 3, letter a, van de beschikking juridische fusie, eveneens met inachtneming van de regels voor de horizontale verliesverrekening, nader gesplitst in:
- a)
een deel toe te rekenen aan de onderneming van de verkrijger (d.w.z. de ‘eigen’ winst van de moedermaatschappij uit de nieuwe fiscale eenheid),
en
- b)
een deel toe te rekenen aan de onderneming van de verdwijner (d.w.z. de ‘eigen’ winst van de onderneming die de moeder van de oude fiscale eenheid zelf, dus los van de winst van de fiscaal met haar verenigde dochters, dreef).
Vervolgens komt de verliesverrekening zelf aan de orde.
2.2. Voorwaartse verrekening over het verenigingstijdstip heen
De voorwaartse verrekening van verliezen uit de oude fiscale eenheid (met de verdwijner als moedermaatschappij) over het verenigingstijdstip heen verloopt aldus:
- a.
de voorvoegingsverliezen van een dochtermaatschappij (d.w.z. haar verliezen geleden vóórdat ze in de oude fiscale eenheid was opgenomen), die vóór de juridische fusie fiscaal was verenigd met de oude moedermaatschappij (de verdwijner) en nu met de nieuwe moedermaatschappij (de verkrijger): deze zijn verrekenbaar met de eigen winst van die dochtermaatschappij;
- b.
de voorvoegingsverliezen van de moedermaatschappij van de oude fiscale eenheid (d.w.z. haar verliezen geleden vóórdat ze in de oude fiscale eenheid was opgenomen): deze zijn verrekenbaar met de winst van de onderneming die zij zelf dreef;
- c.
de verliezen van de oude combinatie (de fiscale eenheid met de verdwijner als moedermaatschappij en de met haar fiscaal verenigde en thans met de nieuwe moedermaatschappij fiscaal te verenigen dochters): deze zijn verrekenbaar met de winst van de onderneming die de oude moedermaatschappij zelf dreef alsmede met de winst van elk van deze dochtermaatschappijen; in beide gevallen gaat het daarbij om de winst die resteert nadat de verrekening die is vermeld in dit punt onder de letters a. en b., heeft plaatsgevonden.
Voor voorwaartse verrekening van verliezen van de verkrijger over het verenigingstijdstip heen dient de aan de moedermaatschappij toe te rekenen winst te worden gesplitst op de wijze beschreven in punt 2.1 onder a ) en b).
De voorvoegingsverliezen van de verkrijger zijn vervolgens verrekenbaar met het deel van de winst bedoeld punt 2.1[lees: bedoeld in punt 2.1] onder letter a).
2.3. Achterwaartse verrekening over het verenigingstijdstip heen
Achterwaartse verrekening over het verenigingstijdstip heen kan, gezien het wettelijke systeem, slechts aan de orde zijn als de combinatie in de eerste 3 jaar na het verenigingstijdstip een verlies heeft geleden.
Deze achterwaartse verrekening verloopt, binnen deze termijn en met inachtneming van de wettelijke volgorde, als volgt:
- a.
de negatieve winst die is toegerekend aan een dochtermaatschappij die vóór de juridische fusie met de oude moedermaatschappij fiscaal was verenigd en nu met de nieuwe moedermaatschappij fiscaal is verenigd, wordt:
- —
eerst verrekend met de winst van deze dochtermaatschappij van vóór ingang van de fiscale eenheid met de oude moedermaatschappij, en
- —
daarna met de winst van de oude combinatie;
- b.
de negatieve winst die is toegerekend aan de onderneming die de verdwijner (de moeder van de oude fiscale eenheid) zelf dreef, wordt:
- —
eerst verrekend met de winst van die oude moedermaatschappij behaald vóór ingang van de fiscale eenheid met die dochtermaatschappijen die tot de juridische fusie fiscaal met haar verenigd waren, en
- —
daarna eveneens met de winst van die oude combinatie.
Voor de achterwaartse verrekening van verliezen van de verkrijger over het verenigingstijdstip heen dient de aan de moedermaatschappij toe te rekenen negatieve winst te worden gesplitst op een wijze overeenkomstig hetgeen in punt 2.1 onder a) en b) is beschreven.
Het deel van de negatieve winst van de verkrijger berekend overeenkomstig punt 2.1, letter a) is beschikbaar voor terugwenteling naar een voor het verenigingstijdstip gelegen jaar, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de gestelde (standaard-)voorwaarden.
2.4. Afwijkende gevallen
Bij het vorenstaande is uitgegaan van de situatie dat de verkrijger vóór de juridische fusie niet als moedermaatschappij deel uitmaakte van een fiscale eenheid.
Indien zich de situatie voordoet dat de verkrijger vóór de juridische fusie reeds als moedermaatschappij deel uitmaakte van een fiscale eenheid, is de in punt 2.2 en 2.3 gegeven regeling —eventueel met inachtneming van hetgeen in punt 5.1 van dit besluit is vermeld— van overeenkomstige toepassing.
3. Te verrekenen investeringsbijdragen/buitenlandse resultaten
Hetgeen in punt 2. hiervóór is bepaald met betrekking tot verrekening van verliezen, is van overeenkomstige toepassing op nog te verrekenen investeringsbijdragen en op over te brengen positieve- of te verrekenen negatieve buitenlandse winsten.
4. Aanvullende voorwaarde
Ingeval van inwilliging van een verzoek om fiscale eenheid met de verkrijger als moedermaatschappij, aansluitend aan verbreking van de fiscale eenheid (als gevolg van een juridische fusie) met de verdwijner als moedermaatschappij, worden de te stellen (standaard)voorwaarden fiscale eenheid gewijzigd en aangevuld zoals beschreven in punt 5.10 van het besluit van 20 juli 1990, nr. DB90/328, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 september 1995, nr. DB95/1522M (Vpb'69-466).
5. Afwijkende situaties
5.1. Volgtijdige in de fiscale eenheid met de verdwijner opgenomen dochtermaatschappijen
Bij het vorenstaande is er van uitgegaan dat de dochtermaatschappijen van de oude fiscale eenheid daarin alle met ingang van hetzelfde verenigingstijdstip zijn opgenomen.
Indien echter de dochtermaatschappijen van de oude fiscale eenheid daarin met ingang van verschillende verenigingstijdstippen zijn opgenomen, vindt de regeling van verliesverrekening over het verenigingstijdstip heen plaats met inachtneming van hetgeen daaromtrent is opgenomen in voorbeeld G, opgenomen in bijlage II bij het besluit van 30 september 1991, DB91/2309, (Vpb'69-497, tevens opgenomen in BNB 1991/329).
5.2. Andere in de nieuwe fiscale eenheid op te nemen dochtervennootschappen
Indien tot het vermogen van de verdwijner bij de juridische fusie eveneens een of meer dochtervennootschappen behoren die —hoewel een fiscale eenheid met deze wel mogelijk was omdat aan de wettelijke eisen daartoe was voldaan— niet met deze op de voet van artikel 15 fiscaal verenigd was, kan zo'n dochtervennootschap eveneens met ingang van het fusietijdstip in de fiscale eenheid met de verkrijger worden opgenomen. Daarvoor geldt echter niet de aanvulling/wijziging op de standaardvoorwaarden, vermeld in punt 5.10 van het besluit van 20 juli 1990, nr. DB90/328, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 september 1995, nr. DB95/1522M (Vpb'69-466).
6. Indieningstermijn verzoeken
Het verzoek om in aanmerking te komen voor vorenstaande regeling(en) moet bij de bevoegde inspecteur zijn gedaan binnen vijftien maanden na het gewenste verenigingstijdstip.