Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 46
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
04-02-2016, Stb. 2016, 56 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2016, Stb. 2016, 56 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Onze Minister verstrekt het eerste voorschot ambtshalve binnen twee weken na aanvang van de activiteiten.
2.
De volgende voorschotten worden ambtshalve verstrekt binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken kosten.
3.
Als datum van aanvang van de activiteiten geldt de dag na de verzending van de beschikking tot subsidieverlening of, indien deze later is, de datum die in het plan is opgenomen voor de start van de activiteiten.
4.
Het voorschot bedraagt 90% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt.
5.
Het voorschot bedraagt 100% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt.
6.
Onze Minister berekent de hoogte van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag door de in de periode tussen twee mijlpalen te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling bepaald subsidiepercentage en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode.
7.
Onze Minister berekent de hoogte van het maximaal voor subsidie in aanmerking komende bedrag door de volgens het plan in de gehele subsidieperiode te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling bepaald subsidiepercentage en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode.
8.
De volgende voorschotten worden ambtshalve verstrekt telkens binnen twee weken na het verstrijken van twaalf maanden na de aanvang van de activiteiten.
9.
Het bedrag van het voorschot wordt berekend door 90% van het maximale subsidiebedrag te delen door het aantal voorschotmomenten tijdens de gehele subsidieperiode. Bij ministeriële regeling kan een andere berekeningswijze worden vastgesteld.
10.
Het geheel van voorschotten bedraagt niet meer dan het voorschotpercentage maal de maximale hoogte van de subsidie.