Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1998
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze wijziging het Verdrag van 29-11-1996, Trb. 1997, 69.
- Bronpublicatie:
29-11-1996, Trb. 1997, 69 (uitgifte: 18-03-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-1999, Trb. 1999, 104 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
De Hoge Verdragsluitende Partijen hebben over de volgende bepalingen die als bijlage aan het verdrag worden toegevoegd, overeenstemming bereikt:
Artikel I
1
Ieder die in Luxemburg woonplaats heeft en met toepassing van artikel 5, nr. 1, voor een gerecht van een andere verdragsluitende Staat is opgeroepen kan de bevoegdheid van dit gerecht afwijzen.
2
Dit gerecht verklaart zich ambtshalve onbevoegd indien de verweerder niet verschijnt.
3
Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in de zin van artikel 17 heeft, ten opzichte van een persoon die in Luxemburg woonplaats heeft, slechts rechtsgevolg indien deze de overeenkomst uitdrukkelijk en in het bijzonder heeft aanvaard.
Artikel II
1
Degenen die in een verdragsluitende Staat woonplaats hebben en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit vervolgd worden voor de gerechten van een andere verdragsluitende Staat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen.
2
Het gerecht dat de zaak berecht kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige verdragsluitende Staten niet te worden erkend, noch ten uitvoer worden gelegd.
Artikel III
Ter zake van de procedure tot verlening van het verlof tot tenuitvoerlegging, wordt in de aangezochte Staat geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang der zaak, geheven.
Artikel IV
1
De gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, opgemaakt op het grondgebied van een verdragsluitende Staat, die medegedeeld of betekend moeten worden aan personen die zich op het grondgebied van een andere verdragsluitende Staat bevinden worden toegezonden op de wijze als is bepaald in tussen de verdragsluitende Staten gesloten verdragen of overeenkomsten.
2
Tenzij de Staat van bestemming zich daartegen verzet bij een verklaring gedaan aan de Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen, kunnen deze stukken ook rechtstreeks door de deurwaarder van de Staat, waar de stukken zijn opgesteld, worden toegezonden aan de deurwaarders van de Staat op het grondgebied waarvan degene, voor wie het stuk bestemd is, zich bevindt. In dat geval zendt de deurwaarder van de Staat van herkomst een afschrift van het stuk aan de deurwaarder, die in de aangezochte Staat bevoegd is het stuk uit te reiken aan degene voor wie het bestemd is. Deze uitreiking geschiedt volgens de door de wet van de aangezochte Staat voorgeschreven formaliteiten. De daarvan opgemaakte verklaring wordt rechtstreeks aan de deurwaarder van de Staat van herkomst toegezonden.
Artikel V
1
De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in de artikelen 6, punt 2, en 10 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan in de Bondsrepubliek Duitsland en in de Republiek Oostenrijk niet worden ingeroepen. Ieder die woonplaats heeft in een andere Verdragsluitende Staat, kan worden opgeroepen voor de gerechten van:
- —
de Bondsrepubliek Duitsland met toepassing van de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende de litis denuntiatio,
- —
de Republiek Oostenrijk overeenkomstig artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio.
2
De in de overige Verdragsluitende Staten krachtens de artikelen 6, punt 2, en 10, gegeven beslissingen worden in de Bondsrepubliek Duitsland en in de Republiek Oostenrijk overeenkomstig titel III erkend en ten uitvoer gelegd. De gevolgen voor derden van de beslissingen welke in deze Staten met toepassing van het bepaalde in de voorgaande alinea zijn gegeven, worden eveneens in de overige Verdragsluitende Staten erkend.
Artikel V bis
Ten aanzien van onderhoudsverplichtingen worden onder de termen ‘rechter’ en ‘gerecht’ mede begrepen de Deense administratieve autoriteiten.
In Zweden wordt in het kader van de summiere procedures betreffende de ‘betalningsföreläggande’ (aanmaningen tot betaling) en de ‘handräckning’ (bijstandszaken) onder de termen ‘rechter’, ‘rechtbank’ en ‘gerecht’ ook de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie (‘kronofogdemyndighet’) verstaan.
Artikel V ter
Bij geschillen tussen de kapitein en een bemanningslid van een in Denemarken, Griekenland, Ierland of Portugal geregistreerd zeeschip over de beloning of andere arbeidsvoorwaarden moet het gerecht van een Verdragsluitende Staat nagaan of de ten aanzien van het schip bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van het geschil in kennis is gesteld. Zolang deze vertegenwoordiger niet van het geschil in kennis is gesteld, moet het gerecht zijn uitspraak aanhouden. Het gerecht moet zich, zelfs ambtshalve, onbevoegd verklaren, indien deze vertegenwoordiger, na naar behoren van het geschil in kennis te zijn gesteld, gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheden die hij krachtens een consulaire overeenkomst bezit, dan wel, bij gebreke van een dergelijke overeenkomst, binnen de gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de bevoegdheid.
Artikel V quater
Wanneer, op grond van artikel 69, lid 5, van het Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de gemeenschappelijke markt, ondertekend te Luxemburg op 15 december 1975, de artikelen 52 en 53 van dit Verdrag worden toegepast op de bepalingen inzake de ‘residence’ volgens de Engelse tekst van eerstgenoemd Verdrag, wordt de uitdrukking ‘residence’ die in die tekst wordt gebruikt, geacht dezelfde betekenis te hebben als de uitdrukking ‘domicile’ in de voornoemde artikelen 52 en 53.
Artikel V quinquies
Onverminderd de bevoegdheid van het Europees Octrooibureau volgens het op 5 oktober 1973 te München ondertekende Europees Octrooiverdrag, zijn de gerechten van elke verdragsluitende Staat, zonder acht te slaan op de woonplaats, bij uitsluiting bevoegd ter zake van inschrijving of geldigheid van een Europees octrooi dat voor die Staat is verleend en dat geen Gemeenschapsoctrooi is krachtens artikel 86 van het op 15 december 1975 te Luxemburg ondertekende Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de gemeenschappelijke markt.
Artikel V sexies
Als authentieke akten in de zin van artikel 50, eerste alinea, van het Verdrag worden eveneens beschouwd de overeenkomsten inzake de onderhoudsverplichting die voor een administratieve overheid zijn gesloten of door haar zijn bekrachtigd.
Artikel VI
De verdragsluitende Staten zullen aan de Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen mededeling doen van de teksten van hun wettelijke bepalingen, die verandering brengen hetzij in de in het verdrag vermelde artikelen uit hun wetgeving, hetzij in de aanwijzing van de gerechten in titel III, tweede afdeling van het verdrag.
TEN BLIJKE WAARVAN de onderscheiden gevolmachtigden hun handtekening onder dit Protocol hebben gesteld.
GEDAAN te Brussel op zevenentwintig september negentienhonderd acht en zestig.