Einde inhoudsopgave
Regeling geluidwerende voorzieningen 1997
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
19-03-2021, Stcrt. 2021, 15868 (uitgifte: 26-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Geluidwerende voorzieningen worden niet aangebracht aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde woningen, wanneer ten tijde van de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 12, eerste lid:
- a.
vast staat dat de geluidsgevoelige ruimten van de betreffende woningen reeds voldoen aan artikel 19, dan wel aan overeenkomstige eisen hadden moeten voldoen op grond van de geluidweringsvoorschriften ingevolge de Woningwet 1962 of de Woningwet;
- b.
vaststaat dat zij onteigend maar nog bewoond zijn, dan wel de verwachting bestaat dat zij binnen vijf jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma zullen worden of zijn onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;
- c.
vast staat dat zij onbewoonbaar zijn verklaard, dan wel een procedure tot onbewoonbaarverklaring, bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 3, van de Woningwet, aanhangig is gemaakt;
- d.
vervallen;
- e.
vast staat dat zij niet voor permanente bewoning geschikt of bedoeld zijn of daar niet voor worden gebruikt;
- f.
vast staat dat zij behoren tot de categorieën woonschepen of woonwagens;
- g.
de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma of na bekendmaking van een deelproject, door het wijzigen of het vervallen van de geluidscontour Rotterdam of van de geluidscontour Lelystad, niet meer binnen de geluidscontour die behoort bij de waarde van 40 Ke, als bedoeld in bijlage 3 respectievelijk bijlage 4, aanwezig zullen zijn.
- h.
vaststaat dat aan de desbetreffende woningen met toepassing van deze regeling reeds van rijkswege geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, en de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie ter bescherming van de geluidsgevoelige ruimte, bepaald volgens bijlage 2 bij deze regeling zoals die gold op het moment waarop bedoelde geluidwerende voorzieningen werden aangebracht, 3 dB(A) of minder lager is dan de in artikel 19, eerste lid, bedoelde waarde;
- i.
vaststaat dat de desbetreffende woningen reeds in beschouwing voor toepassing van deze regeling zijn genomen en op grond van de volgende situaties besloten is om niet over te gaan tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen:
- 1°
er was sprake van constructieve gebreken of achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 6, derde lid, en
- 2°
de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bedoeld in artikel 19, eerste lid, is minder dan 5 dB(A) lager dan de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie op het moment waarop de woning eerder in beschouwing is genomen.