Einde inhoudsopgave
Beleidsregels niet-incidentele artikel 3 loterijvergunningen
Artikel 5 Afdrachten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
28-11-2019, Stcrt. 2019, 66163 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2754659)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2019, Stcrt. 2019, 66163 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2754659)
- Vakgebied(en)
Horecarecht / Kansspel- en gokactiviteiten
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De raad van bestuur wijst een aanvraag voor een vergunning af, indien de aanvrager niet kan aantonen dat de afdracht aan begunstigden is gewaarborgd.
2.
De raad van bestuur verbindt als voorschrift aan de vergunning dat de vergunninghouder ieder kalenderjaar minimaal 80% van de afdracht afdraagt aan een of meer begunstigden met ANBI-status.
3.
De raad van bestuur kan afwijken van het tweede lid, indien:
- a.
de vergunninghouder waarborgt dat ieder kalenderjaar minimaal 65% van de nominale waarde van de verkochte deelnemingsbewijzen aan bij of krachtens de vergunning aangewezen begunstigden wordt afgedragen; en
- b.
de afdracht ten goede komt aan doelen van enig algemeen belang die door de vergunninghouder vooraf zijn geoormerkt.
De raad van bestuur verbindt in dat geval als voorschrift aan de vergunning dat ieder vooraf geoormerkt goed doel van enig algemeen belang maximaal € 25.000,– ontvangt uit de afdracht met uitzondering van goede doelen met een ANBI-status.
4.
De raad van bestuur verbindt als voorschrift aan de vergunning dat de vergunninghouder de afdracht vrij van last uitkeert aan de begunstigden.
5.
De raad van bestuur kan als voorschrift aan de vergunning verbinden dat de vergunninghouder maximaal 20% van de afdracht afdraagt aan begunstigden die op eigen initiatief goederen of diensten ter beschikking stellen die door de vergunninghouder als prijzen kunnen worden gebruikt.