Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 100 Vereiste om financieringsregelingen voor de afwikkeling op te zetten
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten zetten een of meer financieringsregelingen op met het oog op een doeltreffende toepassing door de afwikkelingsautoriteit van de afwikkelingsinstrumenten en -bevoegdheden.
De lidstaten dragen er zorg voor dat het gebruik van de financieringsregelingen door een aangewezen overheidsinstantie of een autoriteit die met publieke administratieve bevoegdheden is belast, kan worden geactiveerd.
De financieringsregelingen worden alleen in overeenstemming met de afwikkelingsdoelstellingen en de in de artikelen 31 en 34 opgenomen beginselen gebruikt.
2.
De lidstaten kunnen de administratieve structuur van hun financieringsregelingen ook voor hun depositogarantieregeling gebruiken.
3.
De lidstaten dragen er zorg voor dat de financieringsregelingen over toereikende financiële middelen beschikken.
4.
Voor de toepassing van lid 3 hebben financieringsregelingen met name de bevoegdheid tot:
- a)
inning van vooraf te betalen bijdragen als bedoeld in artikel 103 met de bedoeling het in artikel 102 vermelde streefbedrag te bereiken;
- b)
inning van achteraf te betalen buitengewone bijdragen als bedoeld in artikel 104 indien de bijdragen zoals omschreven onder a) onvoldoende zijn; en
- c)
het verkrijgen van leningen en van andere vormen van steun als bedoeld in artikel 105.
5.
Behoudens toegestaan krachtens lid 6 zet elke lidstaat zijn nationale financieringsregeling op door middel van een fonds, waarvan het gebruik door zijn afwikkelingsautoriteit voor de in artikel 101, lid 1, vermelde doelstellingen kan worden geactiveerd.
6.
In afwijking van lid 5 van dit artikel kan een lidstaat, om aan zijn verplichtingen uit hoofde van lid 1 te voldoen, zijn nationale financieringsregeling opzetten middels verplichte bijdragen van instellingen waaraan op zijn grondgebied vergunning is verleend; die bijdragen berusten op de in artikel 103, lid 7, bedoelde criteria en worden niet aangehouden via een fonds dat onder zeggenschap staat van zijn afwikkelingsautoriteit, mits alle volgende voorwaarden zijn vervuld:
- a)
het door bijdragen bijeengebrachte bedrag is ten minste gelijk aan het bedrag dat krachtens artikel 102 moet worden bijeengebracht;
- b)
de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat heeft recht op een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van dergelijke bijdragen, dat op verzoek van die afwikkelingsautoriteit onmiddellijk aan haar beschikbaar wordt gesteld door die lidstaat, en uitsluitend voor de in artikel 101 vermelde doeleinden kan worden gebruikt; en
- c)
de lidstaat stelt de Commissie in kennis van zijn besluit om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om zijn financieringsregeling overeenkomstig dit lid te structureren;
- d)
de lidstaat stelt de Commissie jaarlijks in kennis van het onder b) bedoelde bedrag; en
- e)
de financieringsregelingen voldoen aan de vereisten van de artikelen 99 tot en met 102, artikel 103, leden 1 tot en met 4 en lid 6, en de artikelen 104 tot en met 109, tenzij in dit lid anders is bepaald.
Voor de toepassing van dit lid kunnen de beschikbare financiële middelen die in aanmerking moeten worden genomen om het bij artikel 102 bepaalde streefbedrag te bereiken, verplichte bijdragen omvatten afkomstig uit een door een lidstaat op een datum tussen 17 juni 2010 en 2 juli 2014 opgezette regeling voor verplichte bijdragen van instellingen op diens grondgebied ter dekking van de kosten die gemoeid zijn met systeemrisico, falen en afwikkeling van instellingen, mits de lidstaat aan het bepaalde in deze titel voldoet. Bijdragen aan depositogarantiestelsels tellen niet mee voor het bij artikel 102 bepaalde streefbedrag voor afwikkelingsfinancieringsregelingen.