Einde inhoudsopgave
Wet rechtsherstel box 3
Artikel 1 Reikwijdte en begripsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 533 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36203)
- Inwerkingtreding
28-12-2022, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 533 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36203)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
1.
Voor toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
- –
banktegoeden: bezittingen als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die deposito’s als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht zijn of daarmee naar aard en strekking overeenkomende buitenlandse deposito’s;
- –
het besluit: de op artikel 38, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen berustende algemene maatregel van bestuur die voorziet in het voorkomen van dubbele belasting;
- –
overige bezittingen: bezittingen als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, anders dan banktegoeden;
- –
schulden: schulden als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2.
Deze wet regelt de wijze waarop, in afwijking van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals die luidde voor het betreffende kalenderjaar, het voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt vastgesteld en, in afwijking van het besluit zoals dat luidde voor het betreffende kalenderjaar, de vrijstelling voor buitenlands voordeel uit sparen en beleggen, bedoeld in artikel 22 van het besluit, wordt vastgesteld met betrekking tot:
- a.
aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2017, 2018, 2019 of 2020 die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet waren vastgesteld;
- b.
aanslagen inkomstenbelasting of premie volksverzekeringen over de kalenderjaren 2021 of 2022.
3.
Het tweede lid is slechts van toepassing voor zover dit met betrekking tot de betreffende aanslag tot een lager voordeel uit sparen en beleggen leidt dan zonder toepassing van deze wet het geval is.
4.
Voor zover in deze wet niet wordt afgeweken van de Wet inkomstenbelasting 2001, zijn die wet en de daarop berustende bepalingen mede van toepassing met betrekking tot deze wet.
5.
In deze wet worden de artikelen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 of van het besluit bedoeld zoals deze luidden in het kalenderjaar waarover het voordeel uit sparen is of wordt vastgesteld.