Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.4.15 (Tijdelijke overbrenging van een buitenlandse gedetineerde naar Nederland ter uitvoering van een bevoegdheid ten behoeve van de buitenlandse autoriteit)
Geldend
Geldend vanaf 17-06-2017
- Bronpublicatie:
31-05-2017, Stb. 2017, 231 (uitgifte: 09-06-2017, kamerstukken: 34611)
- Inwerkingtreding
17-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, Stb. 2017, 262 (uitgifte: 16-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De officier van justitie is bevoegd een Europees onderzoeksbevel uit te voeren dat ziet op de tijdelijke overbrenging van een persoon in hechtenis in de uitvaardigende staat naar Nederland, met het oog op de uitvoering van een bevoegdheid voor het verzamelen van bewijs waarvoor zijn aanwezigheid in Nederland is vereist.
2.
Artikel 5.4.14, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke overbrenging volgens onderhavig artikel.
3.
In het geval waarin een persoon, die in de uitvaardigende staat rechtens van zijn vrijheid is beroofd, tijdelijk ter beschikking wordt gesteld aan Nederland wordt hij gedurende zijn verblijf hier te lande op bevel van de officier van justitie in verzekering gesteld. De artikelen 57 tot en met 59c zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
De inverzekeringstelling wordt onmiddellijk opgeheven indien de officier van justitie bericht ontvangt dat de gronden voor vrijheidsbeneming in de uitvaardigende staat niet langer bestaan.
5.
Onverminderd het derde lid wordt de overgebrachte persoon in Nederland niet vervolgd, in hechtenis genomen of anderszins aan een beperking van de persoonlijke vrijheid onderworpen wegens feiten die zijn gepleegd of veroordelingen die zijn uitgesproken voordat hij de uitvaardigende staat heeft verlaten en die niet in het bevel zijn vermeld.
6.
De in het vijfde lid bedoelde onschendbaarheid eindigt indien de overgebrachte persoon gedurende een termijn van vijftien opeenvolgende dagen vanaf de datum waarop zijn aanwezigheid niet langer door Nederland was vereist, de gelegenheid heeft gehad Nederland te verlaten, maar:
- a.
niettemin is gebleven, of
- b.
na Nederland te hebben verlaten, is teruggekeerd.
7.
De kosten die voortvloeien uit de overbrenging van de betrokkene naar en van Nederland worden door de uitvaardigende staat gedragen.