Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 794/2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2015
- Bronpublicatie:
27-11-2015, PbEU 2015, L 325 (uitgifte: 10-12-2015, regelingnummer: 2015/2282)
- Inwerkingtreding
30-12-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2015, PbEU 2015, L 325 (uitgifte: 10-12-2015, regelingnummer: 2015/2282)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Verordening van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), inzonderheid op artikel 27,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Ter vergemakkelijking van de voorbereiding van aanmeldingen van staatssteun door de lidstaten en de beoordeling van die aanmeldingen door de Commissie, is het wenselijk een verplicht aanmeldingsformulier vast te stellen. Dit formulier dient zo omvattend mogelijk te zijn.
- (2)
Het standaardaanmeldingsformulier, alsmede het beknopte informatieformulier en de aanvullende informatieformulieren dienen alle bestaande richtsnoeren en kaderregelingen op het gebied van staatssteun te bestrijken. Zij moeten kunnen worden aangepast of vervangen, afhankelijk van de verdere ontwikkelingen van deze regels.
- (3)
Voor bepaalde aanpassingen van bestaande steun dient in een vereenvoudigde aanmeldingsregeling te worden voorzien. Dergelijke vereenvoudigde regelingen dienen alleen te worden aanvaard indien de Commissie op geregelde tijdstippen over de tenuitvoerlegging van de bestaande steun is ingelicht.
- (4)
In het belang van de rechtszekerheid dient te worden verduidelijkt dat geringe verhogingen, van maximaal 20 procent, van de oorspronkelijk voor een steunregeling voorziene middelen, met name teneinde rekening te houden met de gevolgen van de inflatie, niet bij de Commissie behoeven te worden aangemeld, daar het weinig waarschijnlijk is dat zij van invloed zijn op de initiële beoordeling van de verenigbaarheid van de steunregeling door de Commissie, mits de andere voorwaarden van de steunregeling ongewijzigd blijven.
- (5)
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 659/1999 dienen de lidstaten bij de Commissie jaarlijks een verslag in te dienen over alle bestaande steunregelingen of individuele steun die buiten een goedgekeurde steunregeling is toegekend, en waarvoor bij een voorwaardelijke beschikking geen specifieke rapportageverplichting is opgelegd.
- (6)
Om zich van haar verantwoordelijkheden inzake het toezicht op steunmaatregelen te kunnen kwijten, dient de Commissie van de lidstaten nauwkeurige informatie te ontvangen over de aard en de omvang van de krachtens bestaande steunregelingen door hen toegekende steun. Een vereenvoudiging en verbetering is mogelijk van de regelingen inzake verslag aan de Commissie betreffende steun, die thans zijn beschreven in de gemeenschappelijke procedure voor verslagen en aanmeldingen op grond van het EG-Verdrag en de WTO-Overeenkomst, die in de brief van de Commissie aan de lidstaten van 2 augustus 1995 is uiteengezet. Het deel van deze gemeenschappelijke procedure dat betrekking heeft op de verplichtingen inzake verslaguitbrenging van de lidstaten betreffende de aanmelding van subsidies krachtens artikel 25 van de WHO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en krachtens artikel XVI van de GATT 1994, goedgekeurd op 21 juli 1995, valt niet onder deze verordening.
- (7)
De in de jaarverslagen verlangde informatie is bedoeld om de Commissie in staat te stellen toe te zien op het totale steunpeil en zich een algemeen beeld te vormen van de gevolgen van de diverse vormen van steun op de mededinging. Daartoe kan de Commissie de lidstaten eveneens verzoeken op ad hoc basis bijkomende gegevens over specifieke onderwerpen te verstrekken. De keuze van deze onderwerpen dient vooraf met de lidstaten te worden besproken.
- (8)
De jaarlijkse verslaguitbrenging betreft niet de informatie die nodig kan zijn om vast te stellen of bij specifieke steunmaatregelen het Gemeenschapsrecht is nageleefd. Daartoe dient de Commissie het recht te behouden van de lidstaten toezeggingen te verkrijgen of aan beschikkingen waarbij de verstrekking van aanvullende gegevens wordt verlangd, voorwaarden te verbinden.
- (9)
De in Verordening (EG) nr. 659/1999 bedoelde termijnen dienen te worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (2), aangevuld door de bijzondere voorschriften die in de onderhavige verordening zijn vastgesteld. Met name dienen de gebeurtenissen te worden vastgesteld die de aanvang van de in staatssteunprocedures toegepaste termijnen bepalen. De in deze verordening vastgestelde regels dienen van toepassing te zijn op vastgestelde termijnen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening nog niet zijn verstreken.
- (10)
Terugvordering heeft ten doel de situatie te herstellen welke vóór de toekenning van de onrechtmatige steun bestond. Om gelijke behandeling te waarborgen dient het voordeel objectief te worden berekend vanaf het tijdstip waarop de steun voor de begunstigde onderneming beschikbaar was, ongeacht het resultaat van eventuele zakelijke beslissingen die nadien door de begunstigde onderneming zijn genomen.
- (11)
Overeenkomstig de gangbare financiële praktijk is het passend het bij terugvordering toe te passen rentepercentage vast te stellen als een jaarlijks percentage.
- (12)
De omvang en de regelmaat van interbancaire transacties resulteren in een rentepercentage dat voortdurend meetbaar en statistisch relevant is, en dat daarom de grondslag dient te vormen voor het bij terugvordering toe te passen rentepercentage. De interbancaire swaprente dient echter te worden aangepast om rekening te houden met het over het algemeen grotere commerciële risico buiten de banksector. Op basis van de gegevens over de interbancaire swaprente dient de Commissie voor elke lidstaat één enkel bij terugvordering toe te passen rentepercentage vast te stellen. Ter wille van de rechtszekerheid en de gelijke behandeling dient de precieze methode waarmee het rentepercentage moet worden berekend, te worden vastgesteld en moet worden bepaald dat de op een bepaald tijdstip bij terugvordering toe te passen rentepercentages, evenals eerder toepasselijke percentages, worden bekendgemaakt.
- (13)
Staatssteun kan worden geacht de financieringsbehoeften van een begunstigde onderneming op middellange termijn te verminderen. Overeenkomstig de gangbare financiële praktijk, kan de middellange termijn derhalve worden vastgesteld op vijf jaar. Het bij terugvordering toe te passen rentepercentage dient derhalve overeen te komen met een jaarlijks rentepercentage dat voor vijf jaar wordt vastgesteld.
- (14)
Aangezien met terugvordering het herstel wordt beoogd van de situatie welke voor de onrechtmatige toekenning van de steun bestond, en overeenkomstig de gangbare financiële praktijk, dient het door de Commissie voor terugvordering vast te stellen rentepercentage een op jaarbasis samengesteld percentage te zijn. Om dezelfde reden dient het in het eerste jaar van de terugvorderingsperiode toepasselijke rentepercentage gedurende de eerste vijf jaar van deze periode te worden gehanteerd, en het in het zesde jaar van de terugvorderingsperiode toepasselijke rentepercentage gedurende de volgende vijf jaar.
- (15)
Deze verordening dient van toepassing te zijn op terugvorderingsbeschikkingen waarvan na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kennis is gegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.