Einde inhoudsopgave
Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009)
3.2 Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden in geval van terroristische misdrijven
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Inwerkingtreding
01-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Algemeen
Op 1 februari 2007 is de Wet Verruiming mogelijkheden ter opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (Stb. 2006, 731) in werking getreden. Door de invoering van deze wet is in de Titels VB en VC van het Wetboek van Strafvordering een regeling opgenomen voor de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden in geval van ‘aanwijzingen’ van een terroristisch misdrijf (artt. 126zd t/m 126zu Sv). De omschrijving van de in deze titels opgenomen opsporingsbevoegdheden sluit in inhoudelijk opzicht aan bij de in de titels IVa, V en VA opgenomen bijzondere opsporings-bevoegdheden, met uitzondering van het criterium voor de toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden.
In de artt. 126za en 126zb Sv zijn algemene voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de bevelen van de officier van justitie alsmede de machtigingen van de rechter-commissaris in het geval de in de titels VB en VC opgenomen bijzondere opsporingsbevoegdheden worden toegepast ter opsporing van terroristische misdrijven. Deze voorschriften zijn inhoudelijk gezien vergelijkbaar met de voorschriften die gelden in verband met de inzet van de in de titels IVa en V opgenomen bijzondere opsporingsbevoegdheden. De modelformulieren die worden toegepast in het kader van de opsporing van een strafbaar feit kunnen dan ook worden gebruikt indien de in de titels VB en VC opgenomen bijzondere opsporingsbevoegdheden worden toegepast, waarbij een aantal – in de vordering of het bevel van de officier van justitie opgenomen – passages aangepast dienen te worden.
Onderzoek van voorwerpen, vervoermiddelen en kleding bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf (artt. 126zq/126zr/126zs Sv)
In de Wet Verruiming mogelijkheden ter opsporing en vervolging van terroristische misdrijven is, naast een regeling van bijzondere opsporingsbevoegdheden, ook een regeling opgenomen voor de toepassing van (onderzoeks)bevoegdheden om, in geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf, onderzoek te doen aan voorwerpen, vervoermiddelen en/of kleding. Deze regeling is opgenomen in de artt. 126zq/126zr/126zs Sv.
De in de artt. 126zq/126zr/126zs Sv opgenomen bevoegdheden kunnen slechts worden toegepast bij een (mondeling) bevel daartoe van de officier van justitie. In het bevel zal de officier van justitie aan moeten geven voor welke periode en in welk nader gespecificeerd gebied de bevoegdheden mogen worden uitgeoefend. De door de officier van justitie aangewezen gebieden kunnen worden aangemerkt als tijdelijke risicogebieden, die moeten worden onderscheiden van gebieden die vanwege hun functie een min of meer permanent risico vormen voor terroristische aanslagen (zogenaamde veiligheidsrisicogebieden). Deze veiligheidsrisicogebieden zijn in het Besluit opsporing terroristische misdrijven (Stb. 2007, 730) aangewezen. Binnen een veiligheidsrisicogebied kunnen de onderzoeksbevoegdheden worden toegepast zonder dat daaraan een bevel van de officier van justitie vooraf is gegaan.
Omdat de toepassing van de artt. 126zq/126zr/126zs Sv in de praktijk kan leiden tot vraagstukken van openbare orde zal de burgemeester onverwijld door de verantwoordelijke hoofdofficier van justitie moeten worden geïnformeerd over de voorgenomen toepassing van deze bevoegdheden. Over de toepassing van de onderzoeksbevoegdheden kunnen nadere afspraken worden gemaakt met het openbaar bestuur, bijvoorbeeld in het kader van een driehoeksoverleg.
In het geval de onderzoeksbevoegdheden worden uitgeoefend binnen een veiligheidsrisicogebied zal de burgemeester in beginsel vooraf in kennis worden gesteld van elk optreden dat consequenties kan hebben voor de handhaving van de openbare orde. Over optreden dat beperkt is gebleven tot enkele personen zal achteraf mededeling kunnen worden gedaan aan de burgemeester. Over de wijze waarop gebruik gemaakt wordt van de onderzoeksbevoegdheden in veiligheidsrisicogebieden worden door het openbaar ministerie afspraken gemaakt met de politie.
In het Besluit opsporing terroristische misdrijven zijn nadere richtsnoeren opgenomen voor opsporingsambtenaren die uitvoering geven aan de artt. 126zq, 126zr en 126zs Sv.