Einde inhoudsopgave
Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong
Bijlage 2F Meetvoorwaarden voor productie-installaties voor het opwekken van ander gas uit hernieuwbare bronnen
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2022
- Bronpublicatie:
27-09-2022, Stcrt. 2022, 25998 (uitgifte: 29-09-2022, regelingnummer: WJZ/ 22003229)
- Inwerkingtreding
01-10-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2022, Stcrt. 2022, 25998 (uitgifte: 29-09-2022, regelingnummer: WJZ/ 22003229)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
behorende bij artikel 7, zesde lid, van de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong
§ 1. Algemene bepalingen
- 1.1.
Definities:
bemetering: het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag en datatransmissie dat nodig is om ander gas uit hernieuwbare bronnen dat de systeemgrens van de productie-installatie passeert, te meten en te waarborgen;
meetgegeven: het resultaat van het meten van ander gas uit hernieuwbare bronnen. Indien dit op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer meetgegevens zijn;
meetinrichting: het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen die nodig zijn om een hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen te meten;
meetmiddel: een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders dan een meter;
meten: het vaststellen en registreren van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen uit hernieuwbare bronnen dat over een kalendermaand de systeemgrens van de productie-installatie is gepasseerd;
meter: een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen;
richtlijn 2014/32:richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU 2014, L 96).
§ 2. Nauwkeurigheidseisen
- 2.1.
De eenheid van het meetgegeven is in kg ander gas uit hernieuwbare bronnen.
- 2.2.
Het meetgegeven wordt omgerekend van kg ander gas uit hernieuwbare bronnen naar MWh, waarbij voor deze meetvoorwaarden 1 kg ander gas uit hernieuwbare bronnen overeenkomt met 0,0394 MWh voor volledig zuiver ander gas.
- 2.3.
Producenten tonen aan de hand van een foutenbeschouwing aan wat de meetonzekerheid is. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de leverancierspecificaties.
- 2.4.
De totale meetonzekerheid over de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen is maximaal 2,5%.
- 2.5.
De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (ISO/IEC Guide 98-3:2008).
§ 3. Meetinrichting
- 3.1.
Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen.
- 3.2.
Voor zover een meetinrichting of meter onder de Metrologiewet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de Metrologiewet word(t)(en) geregeld.
- 3.3.
Voor zover een meetinrichting of meter onder de Metrologiewet valt, voldoen de meters en meetmiddelen aan de eisen die voor die meters en meetmiddelen zijn vastgesteld bij of krachtens de Metrologiewet en de overeenstemming met die eisen is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften daaromtrent op grond van de Metrologiewet.
- 3.4.
De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden energie die de productie-installatie kan consumeren.
- 3.5.
Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel.
- 3.5.
Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken.
- 3.6.
De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.
§ 4. Meetprotocol
- 4.1.
Het meetprotocol van de productie-installatie bevat tenminste de volgende elementen:
- a.
beschrijving van de verschillende componenten van de productie-installatie, inclusief de verschillende hulpinstallaties;
- b.
beschrijving en schets van de systeemgrenzen van de productie-installatie zoals uitgewerkt in § 6;
- c.
beschrijving en schets van de bemetering van de productie-installatie;
- d.
beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;
- e.
beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;
- f.
beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;
- g.
beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;
- h.
beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;
- i.
beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden in geval van storing van de meetinrichting;
- j.
beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;
- k.
beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen.
§ 5. Meetrapport
- 5.1.
Een meetrapport bevat:
- a.
een overzicht per maand van de aard en de gewogen percentages van de in de productie-installatie ingezette grondstoffen;
- b.
indien niet uitsluitend één soort naar zijn aard zuiver biogas wordt verwerkt de totale hoeveelheid toegevoerde energie uitgesplitst naar grondstofsoort op basis van NTA 8003:2017 voor overige vergisting;
- c.
een overzicht per maand van de gemeten hoeveelheden geleverd ander gas uit hernieuwbare bronnen die de systeemgrens van de productie-installatie is gepasseerd;
- d.
een overzicht van de in de productie-installatie over de meetperiode ingezette energiedragers, gerapporteerd op zodanige wijze dat de energetische verhouding tussen de verschillende energiedragers vastgesteld kan worden en, in het geval van conversie, de gemeten hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die is gebruikt voor de opwekking van de hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen;
- e.
voor zover van toepassing een overzicht van:
- 1.
storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;
- 2.
storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens
- 3.
dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;
- 4.
correctie van meetgegevens; en
- 5.
wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid subsidiabele productie.
- f.
een verklaring dat de meetgegevens tot stand zijn gekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol en een verklaring dat er geen wijzigingen zijn aangebracht aan de installatie;
- g.
een overzicht van lekkage-incidenten.
§ 6. Overig
Administratie
- 6.1.
Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende gegevens worden geregistreerd:
- a.
fabricaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen, meters en meetmiddelen;
- b.
kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;
- c.
het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;
- d.
het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht;
- e.
het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;
- f.
het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;
- g.
de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;
- h.
een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren. Aanvullend geldt voor koolstofdioxide-arme warmte norm NEN-EN 1434-2:2007. De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.
Storingen
- 6.2.
De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.
- 6.3.
Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent meten volgens de in § 5 beschreven methode en procedure.
- 6.4.
Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft en op welke wijze de reparatie is aangebracht.
Correcties
- 6.5.
Een correctie op meetgegevens dient uiterlijk binnen twaalf maanden nadat deze zijn gerapporteerd te worden doorgevoerd.
- 6.6.
Geconstateerde meetfouten en correcties worden gemeld aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Systeemgrens
- 6.7.
De systeemgrens omsluit één productie-installatie.
- 6.8.
Alle onderdelen van de productie-installatie bevinden zich binnen de systeemgrens.
- 6.9.
De consumptie van energie van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt voor de uitgifte van garanties van oorsprong niet gemeten.
- 6.10.
Voor de productie-installatie wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en de meetinrichtingen die zich op de systeemgrens van de productie-installatie bevinden.
Alternatieve meting
- 6.11.
De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in § 3 niet mogelijk is omdat:
- a.
geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid;
- b.
het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden;
- c.
het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden;
- d.
een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 6.2 tot en met 6.4; of
- 6.12.
De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.
- 6.13.
De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van de nauwkeurigheidseisen uit §2, waarin tenminste wordt opgenomen:
- a.
een beschrijving van de technische onmogelijkheid om § 2 toe te passen;
- b.
de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan § 2 niet toegepast kan worden;
- c.
een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van § 2 zouden vergen;
- d.
de onnauwkeurigheid die bij toepassing van § 2 bereikt zou zijn;
- e.
de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.
- 6.14.
De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de productie-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.
- 6.15.
De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid ander gas uit hernieuwbare bronnen beïnvloeden.
- 6.16.
De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die § 2 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.