Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad
Artikel 11 Instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn voor de naleving van de verplichtingen krachtens de milieuwetgeving van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2013
- Bronpublicatie:
11-12-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 1380/2013)
- Inwerkingtreding
29-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 1380/2013)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
1.
De lidstaten zijn gemachtigd om instandhoudingsmaatregelen vast te stellen die geen gevolgen hebben voor de vissersvaartuigen van andere lidstaten, die van toepassing zijn in de wateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie en die noodzakelijk zijn met het oog op de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG, artikel 4 van Richtlijn 2009/147/EG of artikel 6 van Richtlijn 93/42/EEG, mits die maatregelen verenigbaar zijn met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen, de doelstellingen verwezenlijken van de toepasselijke wetgeving van de Unie die zij beogen uit te voeren en ten minste even stringent zijn als de maatregelen op grond van het Unierecht.
2.
Indien een lidstaat (‘de initiatiefnemende lidstaat’) van oordeel is dat maatregelen moeten worden vastgesteld om aan de in lid 1 bedoelde verplichtingen te voldoen en andere lidstaten een rechtstreeks belang hebben bij het beheer van de visserij waarvoor deze maatregelen gevolgen sorteren, is de Commissie bevoegd om, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 46, op verzoek dergelijke maatregelen vast te stellen. Hiertoe is artikel 18, leden 1 tot en met 4, en lid 6, van overeenkomstige toepassing.
3.
De initiatiefnemende lidstaat verstrekt de Commissie en de andere lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer relevante informatie over de benodigde maatregelen, met inbegrip van de motivering, wetenschappelijke onderbouwing en nadere gegevens omtrent de praktische uitvoering en handhaving. De initiatiefnemende lidstaat en de overige lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer kunnen binnen zes maanden nadat er voldoende informatie is verstrekt een in artikel 18, lid 1, bedoelde gezamenlijke aanbeveling indienen. De Commissie stelt, met inachtneming van beschikbaar wetenschappelijk advies, binnen drie maanden na ontvangst van een volledig verzoek de maatregelen vast.
Indien niet alle lidstaten erin slagen het eens te worden over een bij de Commissie overeenkomstig de eerste alinea binnen de daarin vermelde termijn in te dienen gemeenschappelijke aanbeveling, of indien de gemeenschappelijke aanbeveling geacht wordt niet aan de in lid 1 vermelde vereisten te voldoen, kan de Commissie op grond van het Verdrag een voorstel indienen.
4.
In afwijking van lid 3 stelt de Commissie, bij gebreke van een in lid 3 bedoelde gemeenschappelijke aanbeveling, in spoedeisende gevallen maatregelen vast. In spoedeisende gevallen worden maatregelen alleen vastgesteld indien het uitblijven ervan de verwezenlijking van de met het vaststellen van de instandhoudingsmaatregelen overeenkomstig de in lid 1 bedoelde richtlijnen en de beleidsdoelen van de lidstaat beoogde doelstellingen in gevaar zou brengen.
5.
De in lid 4 bedoelde maatregelen zijn van toepassing voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden, die met ten hoogste twaalf maanden kan worden verlengd indien de in dat lid bedoelde voorwaarden voortbestaan.
6.
De Commissie faciliteert de samenwerking tussen de betrokken lidstaat en de andere lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij bij de uitvoering en de handhaving van de op grond van de leden 2, 3 en 4 vastgestelde maatregelen.