Einde inhoudsopgave
Jeugdwet
Artikel 1.3 [Vreemdelingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 442 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken: 33983)
01-03-2014, Stb. 2014, 105 (uitgifte: 14-03-2014, kamerstukken: 33684)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Deze wet is van toepassing op in Nederland verblijvende jeugdigen.
2.
Het college is gehouden een voorziening te treffen als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met derde lid, en uitvoering te geven aan artikel 2.4, tweede lid, ten aanzien van rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Onder vreemdeling wordt in dit artikel verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het tweede lid, en zo nodig in afwijking van artikel 11 van de Vreemdelingenwet 2000, de verantwoordelijkheid van het college, bedoeld in het tweede lid, voor bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven categorieën rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen worden beperkt, gelet op de aard, de plaats of de verwachte duur van hun verblijf.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het tweede lid, en zo nodig in afwijking van artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000, de verantwoordelijkheid van het college, bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk worden uitgebreid tot bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven categorieën niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen.
5.
Een voorziening als bedoeld in artikel 2.3, eerste tot en met derde lid, en de uitvoering van artikel 2.4, tweede lid, geeft een vreemdeling geen aanspraak op rechtmatig verblijf.