Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.16 (gedoogplichtbeschikking, concessie en schadevergoeding)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een gedoogplichtbeschikking die onherroepelijk is, geldt als een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in afdeling 10.3 van de Omgevingswet als de grondslag ervan ligt in de artikelen, bedoeld in artikel 4.2, onder a tot en met f en h tot en met r.
2.
Een concessie als bedoeld in artikel 71 in samenhang met artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet die onherroepelijk is, geldt als een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 10.14, aanhef en onder e, van de Omgevingswet.
3.
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade is ontstaan als gevolg van de te gedogen handeling als bedoeld in:
- a.
de artikelen 9 en 10 van de Waterstaatswet 1900,
- b.
de artikelen 8.51 en 17.11 van de Wet milieubeheer,
- c.
artikel 8a.6 van de Wet luchtvaart,
- d.
de artikelen 24 en 25 van de Spoorwegwet,
- e.
artikel 8 van de Wet lokaal spoor,
- f.
artikel 4 van de Mijnbouwwet,
- g.
artikel 24 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, en
- h.
artikel 4.2, met uitzondering van onderdeel o,
blijft het oude recht van toepassing op een vordering tot schadevergoeding die is ingesteld binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet en bij toewijzing van die vordering, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.