Tractaat van vriendschap, vestiging en handel tussen Nederland en Zwitserland
Additioneel protokol
Geldend
Geldend vanaf 01-10-1878
- Bronpublicatie:
24-04-1877, Stb. 1878, 137 (uitgifte: 27-09-1878, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-1878
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-1878, Stb. 1878, 137 (uitgifte: 27-09-1878, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Ten einde allen twijfel omtrent de strekking van art. 1 van het tractaat van vriendschap, handel. en vestiging tusschen Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden en den Zwitserschen Bond, gesloten en geteekend te Bern den 19den Augustus 1875, weg te nemen, zijn de ondergeteekenden, te weten:
de heer J. G. SUTER VERMEULEN, consul-generaal der Nederlanden voor den Zwitserschen Bond, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, en
de heer FRID. ANDERWERT, lid van den Bondsraad en hoofd van het Departement van Justitie en Politie van den Zwitserschen Bond,
gevolmagtigden der twee genoemde Mogendheden, en daartoe behoorlijk door hunne Regeringen in staat gesteld,
overeengekomen omtrent het volgende protokol:
Terwijl het bedongene bij art. 1 aan de onderdanen der beide Hooge contracterende Partijen volkomen gelijkstelling met de nationalen verzekert, zelfs voor alles wat het verblijf en de vestiging aangaat, doet dat artikel toch, zoowel in het Koningrijk der Nederlanden en zijne kolonien als in Zwitserland, geenszins te kort aan het regt om te eischen dat elk onderdaan of burger van een der beide Staten, die wil toegelaten worden om in den anderen te verblijven of zich te vestigen, houder moet zijn van een paspoort of van een ander authentiek bewijs van nationaliteit; noch aan het regt om personen, wien het aan middelen van onderhoud mogt ontbreken of die ten laste der openbare liefdadigheid mogten komen, van het grondgebied van den betrokken Staat te verwijderen; noch aan het regt om personen, die de rust en de openbare orde of de inwendige of uitwendige veiligheid van den Staat in gevaar mogten brengen, uit te zetten of wel hun eene bepaalde verblijfplaats aan te wijzen; noch aan het regt om vreemde misdadigers uit te leveren.
Dit protokol zal dezelfde kracht er waarde hebben als of het woordelijk in het tractaat van 19 Augustus 1875 was opgenomen.
Ten bewijze waarvan de wederzijdsche gevolmagtigden dat protokol hebben geteekend, onder voorbehoud van bekrachtiging door de Hooge contracterende Partijen.
Aldus gedaan in dubbel te Bern, den vier en twintigsten April achttien honderd zeven en zeventig (24 April 1877).