Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht
Artikel 47 Onafhankelijkheid van de leden van de Kamers van beroep
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1994
- Bronpublicatie:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Inwerkingtreding
01-09-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-07-1994, PbEG 1994, L 227 (uitgifte: 01-09-1994, regelingnummer: 2100/94)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De voorzitters van de Kamers van beroep en hun respectieve plaatsvervangers worden door de Raad benoemd uit een lijst van kandidaten voor elke voorzitter en elke plaatsvervanger, die door de Commissie wordt voorgesteld nadat het advies van de raad van bestuur is ingewonnen. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar. Zij kunnen worden herbenoemd.
2.
De andere leden van de Kamers van beroep zijn die welke uit hoofde van artikel 46, lid 2, voor een termijn van vijf jaar gekozen zijn uit een lijst van gekwalificeerde leden die op voorstel van het Bureau door de raad van bestuur is vastgesteld. De lijst wordt vastgesteld voor een termijn van vijf jaar. Deze termijn kan voor de gehele lijst of een deel daarvan worden verlengd.
3.
De leden van de Kamers van beroep zijn onafhankelijk. Zij zijn bij het nemen van hun beslissingen aan generlei aanwijzingen gebonden.
4.
De leden van de Kamers van beroep mogen geen lid zijn van de in artikel 35 bedoelde comités, noch andere functies vervullen in het Bureau. De functie van leden van de Kamers van beroep mag een deeltijdfunctie zijn.
5.
De leden van de Kamers van beroep kunnen niet van hun ambt worden ontheven, respectievelijk van de lijst worden afgevoerd gedurende de daarvoor geldende termijnen, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, op verzoek van de Commissie, na raadpleging van de raad van bestuur een besluit dienaangaande neemt.