Einde inhoudsopgave
Wet primair onderwijs BES
Artikel 31 Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2018
- Redactionele toelichting
Lid 8 is in werking getreden.
- Bronpublicatie:
03-02-2011, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 33 (uitgifte: 16-02-2011, kamerstukken: 32419)
17-05-2010, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2011, 33 (uitgifte: 01-09-2010, kamerstukken: 31959)
- Inwerkingtreding
01-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2017, Stb. 2017, 296 (uitgifte: 07-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Aan elke school zijn 1 of 2 directeuren verbonden, bij wie onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag de onderwijskundige, organisatorische en huishoudelijke leiding berust. De functie van directeur kan minder dan een volledige formatieplaats omvatten. De directeur van een school kan tevens met de leiding worden belast van een andere school waar de functie van directeur vacant is. De directeur van een school kan tevens directeur zijn van een andere school.
2.
Aan een school zijn een of meer leraren verbonden.
3.
Een of meer leraren kunnen tevens tot adjunct-directeur worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming. Indien geen adjunct-directeur wordt benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming en aan de school slechts 1 directeur is verbonden, wijst het bevoegd gezag een leraar aan als plaatsvervanger van de directeur.
4.
Voor zover het betreft de functie van directeur en adjunct-directeur, wordt in geval van samenvoeging van scholen de overblijvende school gelijkgesteld met een nieuwe school. De directeur, onderscheidenlijk de adjunct-directeur of adjunct-directeuren, kan slechts een van de directeuren onderscheidenlijk kunnen slechts een of meer van de adjunct-directeuren van de samen te voegen scholen zijn, tenzij geen van de betrokkenen de desbetreffende functie wenst te aanvaarden.
5.
Het bevoegd gezag kan tevens personeel, dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school, benoemen of tewerkstellen zonder benoeming waaronder begrepen leden van het bestuur van die scholen voor zover het intern toezicht wordt uitgeoefend door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 25, derde lid.
6.
Aan een school kan onderwijsondersteunend personeel zijn verbonden.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke rechtspositionele gevolgen zijn verbonden aan functies die zowel onderwijsgevende als onderwijsondersteunende taken omvatten.
8.
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks het beleid vast met betrekking tot de formatie van de verschillende categorieën personeel van de school. Indien toepassing is gegeven aan het vijfde lid, stelt het bevoegd gezag tevens jaarlijks het beleid vast met betrekking tot de formatie van dat personeel. Zoveel mogelijk tegelijk met de vaststelling van het in de eerste en tweede volzin bedoelde beleid met betrekking tot de formatie, bepaalt het bevoegd gezag functies en taken van het personeel van de school, met inachtneming van de daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur te geven nadere voorschriften, en in voorkomend geval functies en taken van het in het vijfde lid bedoelde personeel.