Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2013
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 330 (uitgifte: 10-12-2013, regelingnummer: 1259/2013)
- Inwerkingtreding
30-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 330 (uitgifte: 10-12-2013, regelingnummer: 1259/2013)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, dat op 19 december 1988 in Wenen is goedgekeurd, hierna ‘het Verdrag van de Verenigde Naties’ genoemd, maakt deel uit van de wereldwijde inspanningen om illegale drugs te bestrijden. De Gemeenschap heeft, voorzover dit onder haar bevoegdheid viel, deelgenomen aan de onderhandelingen en heeft het Verdrag namens de Gemeenschap gesloten bij Besluit 90/611/EEG (1).
- (2)
Artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties heeft betrekking op de handel in stoffen die veelvuldig worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen. Omdat bepalingen inzake de handel in drugsprecursoren van invloed zijn op de EG-douanevoorschriften, moeten EG-voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de handel tussen de Gemeenschap en derde landen.
- (3)
Op grond van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties is een systeem van toezicht op de internationale handel in drugsprecursoren vereist, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de handel in deze stoffen in beginsel legaal is. Er zijn derhalve maatregelen genomen om het juiste evenwicht te vinden tussen de wens om alle mogelijke middelen in te zetten om te voorkomen dat drugsprecursoren in handen komen van illegale drugsproducenten enerzijds en de commerciële behoeften van de chemische industrie en andere marktdeelnemers anderzijds.
- (4)
Om de bepalingen van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties uit te voeren en rekening houdend met het verslag van de Chemical Action Task Force, is bij Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (2) een systeem opgezet voor de melding van verdachte transacties. Dit systeem, dat is gebaseerd op nauwe samenwerking met de marktdeelnemers, wordt versterkt door maatregelen inzake onder andere documentatie en etikettering, vergunning- en registratieplicht voor marktdeelnemers, alsmede procedures en voorschriften met betrekking tot de uitvoer.
- (5)
Aansluitend op het EU-actieplan inzake drugs voor 2000–2004, dat in juni 2000 door de Europese Raad in Feira is goedgekeurd, heeft de Commissie een beoordeling van het EG-controlesysteem ten aanzien van de handel in drugsprecursoren georganiseerd om conclusies te kunnen trekken uit de uitvoering van de EG-wetgeving op dit gebied.
- (6)
Uit deze beoordeling bleek dat, om de controlemechanismen ter voorkoming van misbruik van drugsprecursoren te kunnen verbeteren, het toezicht moet worden uitgebreid tot in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemers die in het handelsverkeer tussen derde landen actief zijn, een communautaire aanpak voor de procedures voor het verlenen van de vergunningen moet worden ingevoerd en de toezichtvoorschriften voor de schorsende douaneregelingen moeten worden aangescherpt.
- (7)
De uitvoerprocedures en -voorschriften moeten verder worden aangescherpt om de controles vooral te richten op de meest gevoelige drugsprecursoren en tegelijk de buitensporige administratieve lasten te verlichten door middel van vereenvoudigde procedures voor de uitvoer van massaal geproduceerde stoffen. Nu de doelmatigheid en de haalbaarheid van voorafgaande kennisgeving van uitvoer algemeen zijn aanvaard, dient een strategie te worden uitgestippeld om dit systeem optimaal te benutten.
- (8)
Gezien de toenemende verontrusting over de productie van amfetamineachtige stimulerende middelen dienen de mechanismen voor de controle op de invoer van de voornaamste synthetische drugsprecursoren verder te worden versterkt door middel van gemeenschappelijke procedures en voorschriften die het mogelijk maken individuele zendingen te controleren.
- (9)
Om marktdeelnemers in staat te stellen deze voorschriften na te leven, dienen de bepalingen ten aanzien van de externe handel in drugsprecursoren zoveel mogelijk te worden aangepast aan de bepalingen voor de intracommunautaire handel in drugsprecursoren die volledig verkregen of vervaardigd dan wel in het vrije verkeer gebracht zijn in de Gemeenschap.
- (10)
Rekening houdend met de eisen van de interne markt en in het belang van de doelmatigheid van deze verordening dient te worden gezorgd voor een uniforme toepassing van de bepalingen door de aanneming van vergelijkbare en convergerende maatregelen van de lidstaten.
- (11)
De wederzijdse bijstand tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie dient te worden versterkt, met name door een beroep te doen op Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (3).
- (12)
In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel is het voor het bereiken van de basisdoelstelling, namelijk het voorkomen van misbruik van drugsprecursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, noodzakelijk en dienstig om voorschriften vast te stellen voor een grondig toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in deze stoffen. Overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (13)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).
- (14)
Verordening (EEG) nr. 3677/90 dient derhalve te worden ingetrokken.
- (15)
Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 326 van 24.11.1990, blz. 56.
PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002 van de Commissie (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5).
PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.