Einde inhoudsopgave
Wet inburgering 2021
Artikel 6 De inburgeringsplicht
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
02-12-2020, Stb. 2021, 38 (uitgifte: 02-02-2021, kamerstukken: 35483)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2021, Stb. 2021, 586 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Inburgering (V)
Sociale zekerheid boeten en maatregelen (V)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
De inburgeringsplicht bestaat uit:
- a.
het afronden van het participatieverklaringstraject;
- b.
het afronden van de module Arbeidsmarkt en Participatie; en
- c.
het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute.
2.
De inburgeringsplichtige die voldaan heeft aan de inburgeringsplicht ontvangt een diploma indien deze het inburgeringsexamen dan wel de onderwijsroute heeft behaald, en een certificaat indien deze de zelfredzaamheidsroute heeft behaald.
3.
Het college biedt het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie aan.
4.
Het participatieverklaringstraject behelst een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en wordt afgesloten met het ondertekenen van de participatieverklaring.
5.
Deze verklaring bevat de volgende slotformule: Ik verklaar dat ik kennis heb genomen van de waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving en dat ik deze respecteer, en dat ik de universele mensenrechten eerbiedig en niet daarmee in strijd zal handelen. Ik verklaar dat ik actief een bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving en reken erop dat ik daarvoor ook de ruimte krijg van mijn medeburgers.
6.
De module Arbeidsmarkt en Participatie behelst in ieder geval een kennismaking met en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het diploma en certificaat, bedoeld in het tweede lid, en de inhoud en vormgeving van het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie.
8.
Onverminderd het vijfde lid wordt de tekst van de participatieverklaring bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.