Einde inhoudsopgave
Wet milieubeheer
Artikel 9.7.4.6 [Bijschrijving door bestuur emissieautoriteit]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
30-06-2021, Stb. 2021, 334 (uitgifte: 14-07-2021, kamerstukken: 35626)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2021, Stb. 2021, 620 (uitgifte: 23-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
1.
Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft voor één gigajoule hernieuwbare energie die is ingeboekt in het register:
- a.
één hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit:
- 1°
voedsel- en voedergewassen, met een laag risico of gecertificeerd laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik als bedoeld in verordening (EU) 2019/807; of
- 2°
een bijproduct van de productie of verwerking van voedsel- en voedergewassen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn hernieuwbare energie;
- b.
één hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit:
- 1°
grondstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel A, van de richtlijn hernieuwbare energie; en
- 2°
indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld in bijlage IX, deel A, onderdeel d, van de richtlijn hernieuwbare energie, de grondstof voorkomt op een bij ministeriële regeling vast te stellen lijst van materialen;
- c.
één hernieuwbare brandstofeenheid bijlage IX-B bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie;
- d.
één hernieuwbare brandstofeenheid overig bij op de rekening van de inboeker:
- 1°
indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit zetmeelrijke gewassen of suiker- en oliegewassen die als tussenteelt op landbouwgrond worden geteeld en die niet leiden tot de vraag naar meer land;
- 2°
indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit een residu van de productie of verwerking van voedsel- en voedergewassen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn hernieuwbare energie;
- 3°
bij een geleverde vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof;
- 4°
voor het gedeelte van de geleverde elektriciteit afkomstig uit hernieuwbare bronnen, of
- 5°
indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in de onderdelen a b, c en d, onder 1.
2.
De hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie wordt per soort hernieuwbare brandstofeenheid naar beneden afgerond op één gigajoule.
3.
In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantal hernieuwbare brandstofeenheden bij ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld gedeelte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij die ministeriële regeling vastgestelde factor, van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit.
4.
In afwijking van het eerste lid kan het bestuur van de emissieautoriteit een aantal hernieuwbare brandstofeenheden bijschrijven ter grootte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgestelde factor groter dan één, voor aan luchtvaart en zeevaart geleverde brandstoffen, met uitzondering van uit voedsel- en voedergewassen geproduceerde brandstoffen, of een factor kleiner dan één, voor aan zeevaart geleverde brandstoffen.
5.
In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit voor een door een importeur ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van die importeur, nadat die importeur volgens bij ministeriële regeling gestelde regels heeft aangetoond dat die hoeveelheid aan de Nederlandse markt is geleverd.
6.
In aanvulling op het eerste lid en gelet op artikel 9.7.4.8, eerste lid, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit op de rekening van de inboeker het resterende aantal hernieuwbare brandstofeenheden bij, na koppeling van een verklaring als bedoeld in artikel 9.7.4.1, tweede lid.
7.
Een geleverde biobrandstof die geproduceerd is uit zetmeelrijke gewassen of suiker- en oliegewassen wordt geacht niet als tussenteelt op landbouwgrond te zijn geteeld en te hebben geleid tot de vraag naar meer land, tenzij de inboeker het tegendeel aantoont.