HR, 13-12-2000, nr. 33 571
ECLI:NL:HR:2000:AA8980
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-12-2000
- Zaaknummer
33 571
- LJN
AA8980
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2000:AA8980, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑12‑2000; (Cassatie)
- Wetingang
art. 120 Waterschapswet
- Vindplaatsen
BNB 2001/54 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
WFR 2000/1859
V-N 2001/3.27 met annotatie van Redactie
NTFR 2000/1935 met annotatie van mr. J.F. Kastelein MRE MRICS RV
Uitspraak 13‑12‑2000
Inhoudsindicatie
-
Nr. 33571
13 december 2000
gewezen op het beroep in cassatie van het waterschap De Oude Rijnstromen (tot 1 januari 1990 het waterschap De Oude Veenen) te Leiderdorp tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 juni 1997 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1981 opgelegde aanslag in de waterschapsomslag van het Waterschap.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is ter zake van de eigendom van de onroerende zaak plaatselijk bekend a-straat 1 te Leiden voor het jaar 1981 een aanslag in de waterschapsomslag van het waterschap De Oude Veenen (thans: De Oude Rijnstromen) opgelegd tot een bedrag van f 48,83. Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap hebben belanghebbende in zijn bezwaar tegen deze aanslag niet-ontvankelijk verklaard.
2. Loop van het geding tot dusverre
2.1. Belanghebbende is tegen de uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden in beroep gekomen bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. De uitspraak van dit Hof van 10 april 1987 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 22 februari 1989, nummer 25.465, gepubliceerd in BNB 1989/215, vernietigd met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.
2.2. Bij uitspraak van 20 april 1990 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden en de aanslag vernietigd. Na daartegen door het Waterschap ingesteld beroep in cassatie, heeft de Hoge Raad de uitspraak van dit Hof bij arrest van 11 december 1991, nr. 27.503, gepubliceerd in BNB 1992/67, vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van laatstgenoemd arrest.
2.3. Het Hof heeft de uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden en de bestreden aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het derde geding in cassatie
Dijkgraaf en Heemraden hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
Dijkgraaf en Heemraden hebben hun beroep doen toelichten door mr. F.B. Kloppenburg, advocaat te Leiden.
4. Beoordeling van de klachten
4.1. Het Hof is kennelijk en terecht ervan uitgegaan dat door het verwijzingsarrest van 11 december 1991, nr. 27.503, BNB 1992/67, is komen vast te staan dat het perceel van belanghebbende belang had bij de werkzaamheden van het Waterschap. Het heeft evenwel de aanslag vernietigd omdat de door het Waterschap gehanteerde tariefstelling naar het oordeel van het Hof leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing waarop de wetgever niet het oog kan hebben gehad. Het Hof heeft dit oordeel als gevolgtrekking verbonden aan zijn oordelen dat het Waterschap ten behoeve van de Merenwijk nauwelijks kosten heeft gemaakt maar wel in de omgeslagen kosten een bedrag heeft begrepen van ƒ 516.825,-- wegens investeringen van het Waterschap die vóór 1979 zijn gedaan en die niet, dan wel in verwaarloosbare mate, zijn verricht ten behoeve van de Merenwijk.
4.2. Deze gevolgtrekking is echter niet juist. Voor een groot waterschap als het onderwerpelijke, dat is ontstaan door samenvoeging van vroegere waterstaatkundige eenheden, moet in het algemeen worden aangenomen dat het een zodanig samenhangend geheel vormt dat voor differentiatie van kosten bij de omslag geen plaats is op de grond dat die kosten worden gemaakt voor het uitvoeren van werkzaamheden of het beheer welke niet de vroegere waterstaatkundige eenheid betreffen waarin de omslagplichtige onroerende zaak is gelegen (HR 1 juli 1988, nr. 24959, BNB 1988/293). De door het Hof vastgestelde omstandigheid dat in de Merenwijk een samenhangend geheel van waterstaatkundige voorzieningen is aangelegd, in die mate dat dit gebied zowel voor waterkering als waterbeheersing vrijwel onafhankelijk is van daarbuiten gelegen waterstaatkundige voorzieningen, is geen reden voor het onderhavige geval anders te oordelen. Evenmin is dat de door het Hof vastgestelde omstandigheid dat het Waterschap in de jaren 1979 tot en met 1982 rechtstreeks ten behoeve van de Merenwijk nauwelijks kosten heeft gemaakt. Het Waterschap heeft dan ook terecht, ongeacht de ten behoeve van de Merenwijk door hem gemaakte kosten, het bedrag van ƒ 516.825,-- mede omgeslagen over de in de Merenwijk gelegen onroerende zaken.
4.3. Voor het antwoord op de vraag of al dan niet een classificatie had moeten worden toegepast, dient naar luid van het verwijzingsarrest te worden onderzocht of het belang bij de werkzaamheden van het Waterschap voor de onderscheiden onroerende zaken in het gebied waarbinnen aan het Waterschap de behartiging van de waterstaatsbelangen is opgedragen, zozeer uiteenloopt dat in verband daarmee het ontbreken van een classificatie leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Daarbij moet, aldus dat arrest, worden uitgegaan van alle werkzaamheden welke de op het Waterschap rustende taak met zich brengt. Hierin ligt besloten dat niet van belang is of in feite het Waterschap dan wel de gemeente Leiden die werkzaamheden uitvoert of heeft uitgevoerd. Het gaat er uitsluitend om of het normale patroon van de kosten die de onroerende zaken door hun aard of ligging veroorzaken bij de uitvoering van de aan het Waterschap opgedragen taak, zodanige verschillen vertoont dat een classificatie niet mag ontbreken.
4.4. Het Hof heeft de zojuist vermelde vraag niet naar de juiste maatstaf beoordeeld - het heeft de kosten van de door de gemeente Leiden verrichte werkzaamheden buiten beschouwing gelaten -, zodat zijn uitspraak niet in stand kan blijven. Het Hof heeft wel de gegevens vastgesteld welke nodig zijn om die vraag te beantwoorden, zodat de Hoge Raad zelf de zaak kan afdoen. Het Hof is immers in onderdeel 4.13 van zijn uitspraak klaarblijkelijk ervan uitgegaan dat de Merenwijk behoort tot de sector polders, waarvoor op grond van het normale kostenpatroon van de tot het gebied van het Waterschap behorende opmalingen, polders en diepe polders, reden bestaat tot indeling in de laagst belaste categorie. Het heeft daarbij kennelijk geoordeeld dat de voorstellen tot classificatie in het rapport-CC van 1994 berusten op een juiste vaststelling, ook voor 1981, van het normale kostenpatroon van de onroerende zaken in het gebied van het Waterschap, en dat dit aanleiding geeft de belasting voor polders te stellen op circa 76 percent van de belasting voor diepe polders. Nu blijkens artikel 163 van het voor het onderhavige jaar geldende Reglement voor het waterschap De Oude Venen de omslag voor droogmakerijen (diepe polders) 125 percent bedraagt van de omslag voor de overige polders, is geen andere conclusie mogelijk dan dat - ook al ontbrak een voor administratief beroep vatbare afzonderlijke classificatieregeling - met het relatief lagere kostenniveau van de onroerende zaken in die overige polders voldoende rekening is gehouden. Uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding blijkt niet dat gronden zijn aangevoerd of gebleken - buiten de hiervoor onjuist bevonden gronden - die zouden kunnen rechtvaardigen de Merenwijk in te delen in een lagere omslagklasse dan de overige polders in het gebied van het Waterschap. Van onverbindendheid wegens het ten onrechte ontbreken van classificatie is derhalve geen sprake.
4.5. De Hoge Raad merkt hierbij op dat het vorenstaande niet betekent dat in de omslag ten laste van het perceel van belanghebbende kosten worden betrokken die door de gemeente Leiden zijn gemaakt en via doorberekening in de grondprijs langs die weg reeds ten laste van het perceel zijn gebracht. Het Waterschap heeft alleen de werkelijk door hem gemaakte kosten over de onroerende zaken in zijn beheersgebied omgeslagen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken
6. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het Hof alsmede de uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden, en
- handhaaft de aanslag.
Dit arrest is op 13 december 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.