FED 1993/697
De eigenares van een boorlokatie verricht daarop na een in 1979 uitgevoerde proefboring geen feitelijke werkzaamheid: geen feitelijk gebruikster.
HR 30-06-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5394, m.nt. W.J.N.M. Snoijink
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 1993
- Magistraten
Stoffer; Wildeboer; Urlings; Herrmann; Fleers; Moltmaker
- Zaaknummer
28 345
- Noot
W.J.N.M. Snoijink
- LJN
ZC5394
- JCDI
JCDI:ADS213321:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC5394, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑1993
- Wetingang
Art. 273 gemeentewet
Essentie
De eigenares van een boorlokatie verricht daarop na een in 1979 uitgevoerde proefboring geen feitelijke werkzaamheid: geen feitelijk gebruikster.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag onroerend-goedbelasting 1988
Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 wegens het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als A-straat 1 (hierna: de boorlokatie), een aanslag in de onroerend-goedbelasting van de gemeente Grootegast opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 4 134 000, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders (hierna: B en W) is gehandhaafd.
1. Krachtens haar bij Koninklijk Besluit van 30 mei 1963, nummer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.