FED 1995/864
Voor de berekening van het nominaal te plaatsen aandelenkapitaal in een landbouw-BV dienen de ingebrachte landerijen in aanmerking te worden genomen voor de vrije waarde. De binnen de familiesfeer veelvuldig voorkomende lagere prijszetting is in dit verband niet van betekenis. De Hoge Raad conformeert zich aan 's hofs oordeel dat een mogelijke onderrentabiliteit er kennelijk niet aan in de weg staat dat buiten de familiesfeer de vrije waarde in de praktijk pleegt te worden betaald.
HR 18-10-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1522, m.nt. G.H.J. Tuinte
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 oktober 1995
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Jansen, C.H.M.; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30 642
- Noot
G.H.J. Tuinte
- LJN
AA1522
- JCDI
JCDI:ADS225272:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1522, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑10‑1995
- Wetingang
Art. 18 Wet IB 1964.
Essentie
Voor de berekening van het nominaal te plaatsen aandelenkapitaal in een landbouw-BV dienen de ingebrachte landerijen in aanmerking te worden genomen voor de vrije waarde. De binnen de familiesfeer veelvuldig voorkomende lagere prijszetting is in dit verband niet van betekenis. De Hoge Raad conformeert zich aan 's hofs oordeel dat een mogelijke onderrentabiliteit er kennelijk niet aan in de weg staat dat buiten de familiesfeer de vrije waarde in de praktijk pleegt te worden betaald.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1990.
Vaststaat:
Belanghebbende exploiteerde voor zijn rekening tot 1 mei 1990 een veehouderij op omstreeks ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.