BNB 1997/375
Geruisloze inbreng
HR 29-08-1997, ECLI:NL:PHR:1997:AA2238, m.nt. A.C. Rijkers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 augustus 1997
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van
- Zaaknummer
32 431
- Conclusie
Plv. P-G mr. Van Soest
- Noot
A.C. Rijkers
- LJN
AA2238
- JCDI
JCDI:ADS887818:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA2238, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑08‑1997
ECLI:NL:PHR:1997:AA2238, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑08‑1997
- Wetingang
Art. 18 Wet IB 1964
Essentie
Geruisloze inbreng
Samenvatting
Belanghebbende heeft zijn onderneming per 1 januari 1992 ingebracht in een BV. Per 1 september 1993 gaat hij over tot verhuur van het bedrijfspand; het voornemen tot verhuur was reeds vóór de inbreng aanwezig. Het Hof aanvaardt dat de inbreng geruisloos kan plaatsvinden; inbreng van de onderneming gevolgd door vervreemding van de onderneming of een wezenlijk deel daarvan aan een derde heeft zich te dezen niet voorgedaan.
HR: De eis dat de onderneming gedurende een bepaalde periode wordt voortgezet, wordt niet gesteld. Art. 18 Wet IB 1964 dient slechts buiten toepassing te blijven in gevallen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.