FED 1988/496
Art. 2 van de Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat geen omzetbelastingschuld ontstaat bij de illegale levering van verdovende middelen, die in het binnenland onder bezwarende titel worden verricht, voor zover die produkten geen deel uitmaken van het streng bewaakte handelsverkeer ten behoeve van gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden. Dit geldt eveneens voor de illegale levering van hennepprodukten, ook wanneer de kleinschalige detailhandel in die verdovende middelen in het kader van een selectief vervolgingsbeleid niet systematisch strafrechtelijk wordt vervolgd.
HvJ EG 05-07-1988, ECLI:EU:C:1988:360, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
5 juli 1988
- Magistraten
Due; Koopmans; Bahlmann; Kakouris; Higgings, O'; Mancini
- Zaaknummer
289/86
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
AD3304
- JCDI
JCDI:ADS205629:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1988:360, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 05‑07‑1988
- Wetingang
Art. 2 Zesde EG-richtlijn inzake omzetbelasting, art. 1 Wet OB 1968.
Essentie
Art. 2 van de Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat geen omzetbelastingschuld ontstaat bij de illegale levering van verdovende middelen, die in het binnenland onder bezwarende titel worden verricht, voor zover die produkten geen deel uitmaken van het streng bewaakte handelsverkeer ten behoeve van gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden. Dit geldt eveneens voor de illegale levering van hennepprodukten, ook wanneer de kleinschalige detailhandel in die verdovende middelen in het kader van een selectief vervolgingsbeleid niet systematisch strafrechtelijk wordt vervolgd.
Uitspraak
1. Bij arrest van 28 oktober 1986, ingekomen ten Hove op 24 november daaraanvolgend, heeft het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.