FED 1991/476
I.c. is niet gebleken dat ten aanzien van een deposito en de daaruit gefinancierde investeringen sprake is van transacties die in samenhang met de overeenkomst van geldlening voor de toepassing van art. 31 in aanmerking komen.
HR 17-04-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4555
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 april 1991
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings; Zuurmond; Soest, Van
- Zaaknummer
26 718
- LJN
ZC4555
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC4555, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑04‑1991
- Wetingang
Essentie
I.c. is niet gebleken dat ten aanzien van een deposito en de daaruit gefinancierde investeringen sprake is van transacties die in samenhang met de overeenkomst van geldlening voor de toepassing van art. 31 in aanmerking komen.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1980.
Vaststaat:
Belanghebbende, X, die is geboren in 1935, was ook gedurende het jaar 1980 als apotheker in dienstbetrekking werkzaam bij A te Z. Naast het vervullen van deze dienstbetrekking exploiteerde hij in de vorm van een eenmanszaak tot in 1979 een apotheek - B - te P.
De inhoud van een aan belanghebbende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.