FED 1994/268:Belanghebbende is als mede-directeur van een BV aansprakelijk gesteld voor aan de BV opgelegde naheffingsaanslagen. 1. Het hof heeft geoordeeld dat de inspecteur heeft voldaan aan zijn bewijslast dat de niet-betaling van loonbelasting door de BV te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van belanghebbende. Dit oordeel, dat mede inhoudt dat een voldoende causaal verband tussen het onbehoorlijk bestuur en de niet-betaling bestaat, berust op een aan het hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. 2. Indien kennelijk onbehoorlijk bestuur de oorzaak is van niet-betaling van belasting, is ieder der bestuurders aansprakelijk, tenzij blijkt dat dat onbehoorlijk bestuur niet aan hem te wijten is. 3. Art. X van de Wet bestuurdersaansprakelijkheid (een bepaling van overgangsrecht) bevat geen risicoaansprakelijkheid, en is verbindend. 4. De opvatting dat de aansprakelijkheid van de bestuurder is beperkt tot belastingschulden die zijn ontstaan tijdens de driejaarsperiode genoemd in art. 32a van de Wet op de loonbelasting (thans art. 36 Invorderingswet), is onjuist.