FED 2007/47
Het feit dat één van de raadsheren (een plaatsvervanger) en de inspecteur beiden raadsheer-plaatsvervanger zijn in een ander hof noch het feit dat zij beiden en een tweede raadsheer plegen te annoteren in de BNB, levert een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat zij jegens belanghebbende vooringenomen zijn
HR 20-10-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0434, m.nt. P. Verhagen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 oktober 2006
- Magistraten
Vliet, van; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck
- Zaaknummer
42 402
- Noot
P. Verhagen
- LJN
AZ0434
- JCDI
JCDI:ADS199786:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AZ0434, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑10‑2006
- Wetingang
Art. 10 Wet VPB 1969
Essentie
Het feit dat één van de raadsheren (een plaatsvervanger) en de inspecteur beiden raadsheer-plaatsvervanger zijn in een ander hof noch het feit dat zij beiden en een tweede raadsheer plegen te annoteren in de BNB, levert een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat zij jegens belanghebbende vooringenomen zijn
Uitspraak
Het geschil betreft de aanslagen vennootschapsbelasting 1998 en 1999.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3 Beoordeling van de middelen
3.1. Middel 4 faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 42 206 uitgesproken arrest van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.