HR, 16-06-1999, nr. 34 166
ECLI:NL:HR:1999:AA2773
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-06-1999
- Zaaknummer
34 166
- LJN
AA2773
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2773, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑06‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
art. 131 (oud) Waterschapswet
- Vindplaatsen
WFR 1999/842, 1
V-N 1999/29.7 met annotatie van Redactie
NTFR 2001/1080 met annotatie van mr. M.J. Hamer
Uitspraak 16‑06‑1999
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 december 1997 betreffende de aan hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag in de waterschapsomslag van het waterschap Gelderse Vallei en Eem.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de waterschapsomslag (omslag gebouwd) van het waterschap Gelderse Vallei en Eem (hierna: het schap) opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 93.000,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Dijkgraaf en heemraden van het schap is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Dijkgraaf en heemraden in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het hoofd van de afdeling bestuurlijke en juridische zaken van het schap heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond tot cassatie Voor de onderhavige omslag gebouwd gold volgens artikel 5, lid 1, van de hier van toepassing zijnde Verordening waterschap Gelderse Vallei, in overeenstemming met artikel 120, lid 2, van de Waterschapswet, als maatstaf van heffing de voor de heffing van belastingen ter zake van onroerende zaken bedoeld in artikel 273 van de gemeentewet, voor het jaar 1993 vastgestelde waarde in het economische verkeer. Nu, naar het Hof heeft vastgesteld, belanghebbende tegen de op die waarde gebaseerde aanslagen in de onroerend- goedbelastingen over 1993 geen bezwaar heeft gemaakt, is die waarde voor de heffing van die belastingen onherroepelijk komen vast te staan. Hieruit volgt dat op grond van artikel 131, lid 3, van de Waterschapswet (tekst 1993), wat betreft die waarde bezwaar en beroep tegen de aanslag in de waterschapsomslag niet waren toegelaten. Het schap had derhalve niet, zoals het heeft gedaan, het bezwaar ontvankelijk mogen verklaren en de aanslag handhaven, maar had belanghebbende in zijn bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het Hof had mitsdien ook niet de uitspraak van het schap mogen bevestigen, maar had die uitspraak moeten vernietigen en belanghebbende alsnog in zijn bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Hoge Raad zal dit thans doen.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad: -vernietigt de uitspraak van het Hof en die van het schap, -verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, - gelast dat door het Waterschap Gelderse Vallei en Eem aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,-- alsmede het ter zake van de behandeling voor het Hof gestorte griffierecht ten bedrage van (uiteindelijk) f 40,--.
Dit arrest is op 16 juni 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fehmers, en op die datum in het openbaar uigesproken.
De voorzitter verleent op de voet van artikel 5, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken alsnog vermindering van het ter zake van het beroep verschuldigde recht. Het teveel betaalde griffierecht van f 225,-- wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.