FED 1992/795:Belanghebbende neemt van een in financiele moeilijkheden verkerend tuinbouwbedrijf bedrijfsgebouwen en een deel van de inventaris over. Daarnaast krijgt zij de beschikking over een deel van de grond waarop het bedrijf van de overdrager werd uitgeoefend. Het personeel wordt niet overgenomen. In geschil is de toepassing van art. 31 Wet OB 1968 en de aftrek van voorbelasting door belanghebbende. De Hoge Raad overweegt dat: - voor de overdracht van een (deel van een) onderneming in de zin van art. 31 Wet OB 1968 niet voldoende is dat de overeenkomsten betrekking hebben op de overdracht van een aantal door bestemming met elkaar verbonden zaken, doch dat tevens vereist is dat die overeenkomsten ertoe strekken die zaken over te dragen als een geheel met behoud van de door de gezamenlijke bestemming bepaalde samenhang. - het feit dat het hof heeft geoordeeld dat zowel het standpunt van belanghebbende als dat van de inspecteur verdedigbaar is, met zich brengt dat belanghebbende redelijkerwijs tot de gevolgtrekking kon komen dat ter zake van de overdracht omzetbelasting verschuldigd was en dat haar niet kan worden verweten dat zij bij de beoordeling van de haar uitgereikte facturen niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht.