FED 1990/44
1. Delen van een boekhouding die niet eerder dan ter zitting van het hof worden getoond, kunnen niet meer als bewijs voor de juistheid van de winstberekening worden aanvaard. 2. Zij kunnen echter wel worden toegelaten als tegenbewijs voor het aantonen van de onjuistheid van een aanslag.
HR 14-06-1989, ECLI:NL:HR:1989:BH7409, m.nt. A. Harlaar
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 1989
- Magistraten
Royer; Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Korthals Altes; Verburg
- Zaaknummer
25 349
- Noot
A. Harlaar
- LJN
BH7409
- JCDI
JCDI:ADS207051:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:BH7409, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑1989
- Wetingang
Essentie
1. Delen van een boekhouding die niet eerder dan ter zitting van het hof worden getoond, kunnen niet meer als bewijs voor de juistheid van de winstberekening worden aanvaard. 2. Zij kunnen echter wel worden toegelaten als tegenbewijs voor het aantonen van de onjuistheid van een aanslag.
Uitspraak
Het geschil betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1975.
Vaststaat:
1. Belanghebbende, X te Z, geboren in 1945, is gehuwd en heeft 2 kinderen. In het onderwerpelijke jaar exploiteerde hij een buurtcafe.
2. Op 13 en 17 november 1980 is ten behoeve van de inkomstenbelasting een boekenonderzoek ingesteld over de jaren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.