HR, 18-04-2003, nr. 38 072
ECLI:NL:HR:2003:AF7497
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-04-2003
- Zaaknummer
38 072
- LJN
AF7497
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2003:AF7497, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑04‑2003; (Cassatie)
- Vindplaatsen
WFR 2003/731
V-N 2003/23.35 met annotatie van Redactie
Uitspraak 18‑04‑2003
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Nr. 38.072
18 april 2003
SD
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 maart 2002, nr. BK-01/00064, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de parkeerbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 26 oktober 2000 te Groningen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Groningen opgelegd ten bedrage van ƒ 86, bestaande uit ƒ 2 aan enkelvoudige belasting en ƒ 84 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de algemeen directeur van de Dienst Informatie en Administratie van de gemeente Groningen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
In cassatie moet veronderstellenderwijs ervan worden uitgegaan dat in het onderhavige geval de afstand tussen de parkeerplaats en de parkeerautomaat 250 meter bedroeg. Anders dan de klacht aanvoert, doet die afstand niet af aan de bevoegdheid van de gemeente de ter zake van het parkeren verschuldigde parkeerbelasting na te heffen, met inbegrip van de in artikel 234, lid 6, van de Gemeentewet bedoelde kosten. De klacht kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2003.