FED 1990/330
Onder een levering van een goed in de zin van art. 5, eerste lid, van de Zesde richtlijn moet worden beschouwd de overdracht van de macht om als eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken, ook indien geen overdracht van de juridische eigendom van die zaak plaatsvindt. De nationale rechter moet van geval tot geval beslissen of er sprake is van een overdracht van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken.
HvJ EG 08-02-1990, ECLI:EU:C:1990:61, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
8 februari 1990
- Magistraten
Kakouris; Koopmans; Mancini; Higgins, O'; Diez De Velasco; Gerven, Van
- Zaaknummer
C-320/88
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
AS7032
- JCDI
JCDI:ADS207059:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1990:61, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 08‑02‑1990
ECLI:EU:C:1989:413, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 09‑11‑1989
- Wetingang
Art. 3, eerste lid, letter e, Wet OB 1968, art. 5, eerste lid, Zesde EG-richtlijn inzake omzetbelasting
Essentie
Onder een levering van een goed in de zin van art. 5, eerste lid, van de Zesde richtlijn moet worden beschouwd de overdracht van de macht om als eigenaar over een lichamelijke zaak te beschikken, ook indien geen overdracht van de juridische eigendom van die zaak plaatsvindt. De nationale rechter moet van geval tot geval beslissen of er sprake is van een overdracht van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken.
Uitspraak
De zaak betrof prejudiciele vragen met betrekking tot de harmonisatie van de wetgevingen der EG-Lid-Staten inzake omzetbelasting.
1. Bij arrest van 19 oktober ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.